Regeling Opfrissen B3 en B4

Regeling  basisstof 3 en 4
Even wat opfrissen
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Regeling  basisstof 3 en 4
Even wat opfrissen

Slide 1 - Diapositive

Welke drie typen zenuwcellen bestaan er?

Slide 2 - Question ouverte

Geef de juiste volgorde van cellen die betrokken zijn bij een reflex
A
bewegingszenuwcel, schakelcel, gevoelszenuwcel
B
bewegingszenuwcel, gevoelszenuwcel
C
gevoelszenuwcel, schakelcel, bewegingszenuwcel
D
gevoelszenuwcel, bewegingszenuwcel

Slide 3 - Quiz

Het animale zenuwstelsel regelt vooral:
A
de hartslag
B
de spijsvertering
C
de werking van skeletspieren
D
de werking van de nieren

Slide 4 - Quiz

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: para en orthosympatisch. Welk deel zorgt ervoor dat je lichaam in rust komt?
A
parasympatisch
B
orthosympatisch

Slide 5 - Quiz

De impuls kan doorgegeven worden van cel..
A
A naar B
B
B naar A
C
van A naar B en terug

Slide 6 - Quiz

Welk nummer wijst neurotransmittors aan?
A
nummer 2
B
nummer 3
C
nummer 5
D
nummer 8

Slide 7 - Quiz

Met welk nummer is de grijze stof in het ruggenmerg weergegeven?
A
6
B
7
C
8
D
9

Slide 8 - Quiz

Welke pijl geeft een bewegingszenuwcel weer?
A
blauw
B
rood

Slide 9 - Quiz

Stel de zenuw bij punt 2 gaat kapot wat kan hiervan het gevolg zijn?
A
geen gevoel meer in de linker arm
B
een deel van de spieren in de linker arm is verlamd
C
geen gevoel meer in de rechterarm
D
een deel van de spieren in de rechter arm is verlamd

Slide 10 - Quiz

Welke cellen bevinden zich in deel 9?
A
alleen schakelcellen
B
alleen gevoelszenuwcellen
C
Alleen bewegingszenuwcellen
D
zowel schakel als bewegingszenuwcellen

Slide 11 - Quiz

Hoeveel cellen zie je hier?
A
1
B
3
C
6
D
7

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Gaat een impuls sneller of langzamer als hij door een uitloper met myeline wordt vervoerd?
A
sneller
B
langzamer

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Waarom kan een impuls maar 1 kant op geleid worden?
A
omdat hij de weg weet
B
omdat de Na+ kanalen nog open staan
C
omdat er in de herstelfase geen impuls geleid wordt
D
hij kan meerdere kanten op hoor!

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Wat is een prikkeldrempel?
A
een drempel waar je je aan prikt
B
de grootste sterkte van een prikkel die een impuls veroorzaakt
C
de kleinste sterkte van een prikkel die een impuls veroorzaakt
D
dat weet ik toch niet.

Slide 22 - Quiz

De prikkelsterkte is voor alle zenuwcellen gelijk. Juist of onjuist?

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Hoe harder jij met je arm beweegt, hoe .............de impulsfrequentie

Slide 26 - Question ouverte

Slide 27 - Diapositive