Veiligheidsaspecten: Bescherming en Gedrag

Veiligheidsaspecten: Bescherming en Gedrag

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je verschillende veiligheidsaspecten benoemen, waaronder PBM's, veiliggedrag, materiaal en machineveiligheid.

Geef een duidelijke uitleg over het leerdoel en leg uit wat er van de leerlingen wordt verwacht.

Wat weet je al over veiligheidsaspecten?

Wat zijn PBM's?

Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM's) zijn hulpmiddelen die je helpen om jezelf te beschermen tijdens het uitvoeren van werkzaamheden.

Toon afbeeldingen van verschillende PBM's en vraag de leerlingen welke ze herkennen.

Voorbeelden van PBM's

Voorbeelden van PBM's zijn veiligheidshelmen, veiligheidsbrillen, gehoorbescherming, veiligheidsschoenen en veiligheidshandschoenen.

Laat de leerlingen zelf voorbeelden bedenken van PBM's en vraag waar ze voor dienen.

Veiliggedrag

Veiliggedrag omvat het naleven van veiligheidsregels, het dragen van PBM's en het bewust omgaan met gevaarlijke situaties.

Beschrijf de belangrijkste aspecten van veiliggedrag en vraag de leerlingen om voorbeelden te geven.

Materiaalveiligheid

Materiaalveiligheid betekent dat je veilig omgaat met gereedschappen, apparatuur en materialen om ongelukken te voorkomen.

Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van hoe ze veilig met materialen kunnen omgaan.

Machineveiligheid

Machineveiligheid heeft betrekking op de veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden bij het gebruik van machines.

Toon afbeeldingen van verschillende machines en vraag de leerlingen welke veiligheidsmaatregelen ze zouden nemen.

Risico's en maatregelen

Beschrijf verschillende risico's op het gebied van veiligheid en bespreek welke maatregelen genomen kunnen worden om deze risico's te verminderen.

Leid een discussie over mogelijke risico's en vraag de leerlingen om maatregelen voor te stellen.

Veiligheidschecklist

Geef de leerlingen een veiligheidschecklist waarop ze kunnen afvinken welke veiligheidsmaatregelen ze hebben genomen.

Deel de veiligheidschecklist uit en bespreek de belangrijkste punten met de leerlingen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.