2AH - het bezittelijk voornaamwoord - 28/9 - ed.6

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Bienvenue

Assieds-toi

(ga zitten)

Prends ton livre et ton iPad

(pak je boek en je iPad)

Huiswerk bespreken

 opdracht 18 en 19abc (blz. 34, 35)

Aujourd'hui

• Huiswerk bespreken
• L'adjectif possessif

Vendredi le 29 septembre

Leerdoel; Ik kan een bezittelijk voornaamwoord herkennen in 

een zin.

Bezittelijk voornaamwoord

JOUW hond

JULLIE huis

ONZE vrienden

HAAR auto

etc.

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon billet!

Ce n'est pas ton billet!

Adjectif possessif

opdracht A

Lees de tekst. Voer de volgende opdrachten uit:

1. Onderstreep de bezittelijke voornaamwoorden in het verhaaltje.

2. Zet deze woorden in het goede vak.

In welke zin staat een bezittelijk voornaamwoord?

1. Ik heb een grote hond.
2. Ik heet Jan.
3. Dat zijn mijn ouders.
4. Heb jij een nieuwe fiets?

1. Wat is het bezittelijk
voornaamwoord op
het plaatje?

2. Vertaal "Het is MIJN rugtas."

Le sac à dos. C'est ___ sac à dos.

1. mon
2. ma
3. mes

3. Vertaal: "Dat zijn MIJN boeken."

Ce sont ___ livres.

1. mon
2. ma
3. mes

4. Vertaal: "Sophie is MIJN zus."

Sophie est ___ soeur.

1. mon
2. ma
3. mes

En de andere personen?

Julian is jouw broer

En de andere personen?

Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

En de andere personen?

Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 

bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

En de andere personen?

Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 

bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)

En de andere personen?

Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 

bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)

Stap 4: je pakt de mannelijke vorm van jouw

En de andere personen?

Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 

bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)

Stap 4: je pakt de mannelijke vorm van jouw

Julian is jouw broer = Julian est TON frère

m  - v - mv ?

Hoe weet je nu of je
mannelijk, vrouwelijk of meervoud 

moet gebruiken?

Regarde, c'est ....... copine. (mijn)

m  - v - mv ?

Kijk naar het zelfstandig naamwoord
ACHTER

het bezittelijk voornaamwoord.

Regarde, c'est ma copine. (mijn)

Let op: klinkerregel!

l'école = vrouwelijk

Mon école s'appelle Rodenborch.

l'adresse = vrouwelijk

Mon adresse est Molenstraat 46

1. Jullie vader is aardig.

____ père est sympa.

1. votre
2. notre
3. vos
4. nos

2. Hun vrienden zijn Frans.

____ amis sont français.

1. nos
2. leur
3. leurs
4. notre

3. Mijn vriendin spreekt Engels.
___ copine parle anglais.

4. Haar oma is oud.
___ grand-mère est vieille.

5. Uw huis is duur.
____ maison est chère.

6. haar slee

1. son luge
2. sa luge
3. ton luge
4. ta luge

7. onze broers

1. votre frère
2. vos frères
3. notre frère
4. nos frères

8. mijn vriend

1. ton ami
2. ta ami
3. mon ami
4. ma ami

9. uw training

1. votre entraînement
2. notre entraînement
3. son entraînement
4. sa entraînement

10. ... soeur

1. ton
2. ta
3. tes

11. ... vacances

1. leur
2. leurs

12. ... vélo

1. son
2. sa
3. ses

13. Vertaal: (onze) père

14. Vertaal: (mijn) frère

15. Vertaal: (hun) amis

16. Vertaal: (zijn) mère

Aan de slag

Ga naar je online boek Hoofdstuk 1

I

Ga naar "Slim stampen"

I

Oefen met Grammaire D en H

Maak opdracht B van het papier

Tu vois le jean? C'est (haar) .... jean.

Elle a acheté les lunettes. Ce sont (mijn)..... lunettes.

Ils ont un chien. C'est (hun)....chien