Spelling

Herhaling spelling
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling spelling

Slide 1 - Diapositive

Agenda
persoonsvorm/voltooid deelwoord
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm 
Wat is de persoonsvorm?
Hoe vind je de persoonsvorm? 

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvorm
gr
Let op: staat de persoonsvorm voor jij? Dan alleen stam:
Fiets jij naar huis?
Jij fietst naar huis. 

Slide 5 - Diapositive

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 6 - Quiz


De jongen ... (worden) naar huis gebracht.
A
word
B
wordt
C
werd
D
werdt

Slide 7 - Quiz

Stotterend ... (bekennen) Christiaan zijn fout.
A
bekent
B
bekend

Slide 8 - Quiz


Ik ... (besteden) gisteren geen aandacht aan school.
A
besteed
B
besteedt
C
besteedde
D
besteden

Slide 9 - Quiz

Het voltooid deelwoord

Slide 10 - Diapositive

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.

Voltooid betekent dat iets klaar of afgelopen is.

Bijvoorbeeld:
Frits heeft zijn fietsband geplakt

Slide 11 - Diapositive

Kies de juiste vervoeging:
Merel is naar school gefiets...
A
gefietst
B
gefietsd

Slide 12 - Quiz

Schrijf de correcte werkwoordsvorm:
De supporters hebben de tribune in het stadion ... (afbreken)

Slide 13 - Question ouverte

Opdracht:
Vervoeg de werkwoorden in de volgende zinnen:
1. De krant ... (melden) dat het niet is ... (gebeuren). 
2. ... (vinden) jij dat dat ... (weigeren) mag worden? 
3. Hij ... (geloven) dat ik dat aan jou heb ... (beloven). 
4. Ik ... (vinden) dat jij dat goed hebt ... (bekeken). 
5. Ergens ... (zijn) hij zijn ov-chipkaart ... (kwijtraken). 

Slide 14 - Diapositive

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Lees de uitleg in Klare taal op bladzijde 76. 

Let op: bij moderne stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden schrijf je zo:

de aluminium fiets
de ijzeren fiets
De platinum plaat
het stenen huis 
het plastic bakje
de houten bak 

Slide 15 - Diapositive

Wat weet je over het (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord?

Slide 16 - Carte mentale

Hij kocht een ... fiets
A
aluminiumen
B
aluminium

Slide 17 - Quiz

vergrote
vergrootte
vergroot
Hij (...) gisteren de foto
Hij bekeek de (...) foto
Hij heeft vandaag de foto (...) 

Slide 18 - Question de remorquage

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Slide 19 - Carte mentale

Soms moet je de laatste letter van het enkelvoud verdubbelen, anders krijg je een verkeerde uitspraak:

het pak - de pakken
de les - de lessen
de pet - de petten

Slide 20 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord waarbij de laatste letter wordt verdubbeld.

Slide 21 - Question ouverte

Soms moet je een klinker weglaten:

de paal - de palen
de beer - de beren
de boom - de bomen

Slide 22 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord waarbij je de klinker moet weglaten.

Slide 23 - Question ouverte

Soms verandert de laatste letter bij de -s of de -f:

huis - huizen
neef - neven

Slide 24 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord waarbij de laatste letter verandert omdat het een -f of -s is.

Slide 25 - Question ouverte

wat is het meervoud van:
auto
A
autos
B
autoos
C
auto's
D
autoo's

Slide 26 - Quiz

Wat is het meervoud van glas?
A
glasen
B
glazen
C
glaasen
D
glazen

Slide 27 - Quiz

Wat hebben we besproken?
Persoonsvorm
voltooid deelwoord
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord (meervouden)

Studeer zelf verder in je boek!

Slide 28 - Diapositive