WK 06 3M FR online

BONJOUR
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

BONJOUR

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Comment tu trouves la neige?
Wat vind je van de sneeuw?
'Je trouve que c'est ....'

Slide 3 - Question ouverte

Quelle est la date d'aujourd'hui?

Slide 4 - Question ouverte

Qu'est-ce que tu vas apprendre?
Aujourd'hui:
- on répète
- on va faire les exercices et répondre aux questions
- la conclusion
- les devoirs

Allez! On y va!

Slide 5 - Diapositive

Choisis:
Kies de juiste vervoeging voor 'futur simple': 'Demain, je ......au Maroc pour un mois'.
A
partirai
B
partira

Slide 6 - Quiz

Futur simple
Je maakt de futur simple door de vetgedrukte uitgangen achter het hele
werkwoord te zetten.
je choisirai ik zal kiezen
tu choisiras jij zult kiezen
il/elle choisira hij/zij zal kiezen
on choisira wij zullen kiezen
nous choisirons wij zullen kiezen
vous choisirez jullie zullen / u zult kiezen
ils/elles choisiront zij zullen kiezen

Bij de werkwoorden op -re vervalt de -e: J’apprendrai – Ik zal leren.

Slide 7 - Diapositive

une vidéo
Je gaat nu kijken en luisteren naar een uitleg-video.
Tips:
Concentreer je op de video en zorg dat je niet wordt afgeleid.
Maak aantekeningen of kijk mee in je boek (D phrases-clés)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Aimer, détester, préférer, adorer
Na de werkwoorden aimer (houden van, leuk vinden), détester (een hekel
hebben aan), préférer (liever hebben) en adorer (dol zijn op) gebruik je een
bepaald lidwoord (le, la, l’ of les), ook na een ontkenning.

Ik vind exacte vakken leuk. J’aime les matières scientifiques.

Ik houd niet van wiskunde. Je n’aime pas les maths.

Slide 10 - Diapositive

Bekijk de 'fiche d'identité', opdracht 17, chapitre 3.
Waar houdt Lola niet van?
A
l'histoire
B
les maths
C
le dessin
D
le français

Slide 11 - Quiz

woordvolgorde van Franse zin

Tijd/ plaats - Onderwerp - Werkwoorden -
Lijdend voorwerp /Meewerkend voorwerp- 
Tijd/Plaats

Let op: tussenwoordjes, ontkenning
Bijvoorbeeld: Ne ...pas staat om de persoonsvorm heen

Slide 12 - Diapositive

Zet de zin in de juiste volgorde:
Je - À La Haye - anglais - parler - vais -.

Slide 13 - Question ouverte

Zet de zin in de juiste volgorde:
voyagerons- Nous - en avion - en France

Slide 14 - Question ouverte

les phrases
Maak zoveel mogelijk Franse zinnen met de woorden op p.145 uit je werkboek. Diegene met de meeste zinnen  heeft wint!
Je krijgt 5 minuten.
Vul je zinnen in op de volgende slide

Bonne chance!

Slide 15 - Diapositive



Maak zoveel mogelijk zinnen met de woorden van p.145 in je werkboek
timer
5:00

Slide 16 - Question ouverte

Écrire les phrases: comment s'est passé? C'était comment pour toi? Vb: 'Pour moi, c'était ...' of 'J'ai trouvé que c'était .....'

Slide 17 - Question ouverte

la conclusion
Tu as appris:
- La météo: la neige = de sneeuw.
- la date d'aujourd'hui
- Donner ton opinion
- Le futur simple
- aimer, détester, préférer, adorer + le, la, l', les
- woordvolgorde van een Franse zin

Slide 18 - Diapositive

Comment tu as trouvé la leçon?
très difficile / difficile / ça va / facile / très facile
0100

Slide 19 - Sondage

Bien fait!
Au travail!
Werk aan de weektaak en zorg dat je de opdrachten maakt en dat je vragen stelt als iets onduidelijk is.

À bientôt

Slide 20 - Diapositive

Weektaak
Chapitre 3 et chapitre 4:
Chapitre 3: apprendre et répéter vocabulaire A, B, C: Slim Stampen
Faire D phrases-clés les exercices:16 à 18
E Regarder les exercices: 19 à 21
F regarder les exercices: 22 à 25

Chapitre 4 'Je révise': hoofdstukopening exercices 15

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive