Voorbereiding productvergelijking les 1

Voorbereiding productvergelijking
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding productvergelijking

Slide 1 - Diapositive

Je leert/herhaalt
- tekstopbouw
- tekstdoelen
- signaalwoorden en tekstverbanden
- standpunt, mening, argument

Slide 2 - Diapositive

Begrijpend lezen,
wat weet je er nog van? 

Slide 3 - Diapositive

Herhaling, lees dit goed door, straks volgen vragen.
Het onderwerp van een tekst: In 1 of een paar woorden zeggen waar de tekst over gaat.
Een deelonderwerp: Het onderwerp van 1  of een paar alinea's.
Een alinea: Een groepje zinnen in een tekst met hetzelfde deelonderwerp. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Een tussenkopje: een titel boven een alinea in de tekst.

Slide 4 - Diapositive

Tekst
Het onderwerp van een tekst
Een alinea
Een deelon-
derwerp
Een tussenkopje
In 1 of 2 woorden waar de tekst over gaat. 
Een groepje zinnen dat bij elkaar hoort
In 1 of 2 woorden waar de alinea over gaat
Een titel boven een alinea

Slide 5 - Question de remorquage

Herhaling: lees goed door, daarna volgen weer vragen. 
Er zijn vier tekstdoelen: informeren, amuseren, overtuigen, activeren. 

Een tekst is vaak ingedeeld in een : inleiding, middenstuk (kern) en slot. Dit noem je de tekstopbouw.

De hoofdgedachte van een tekst geeft antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of het slot. (De hoofdgedachte is een samenvatting van de tekst van 1  zin.) 

Slide 6 - Diapositive

Inleiding
Middenstuk
Slot
Deelonderwerp
je maakt kennis met het onderwerp van de tekst
hierin staat de meeste informatie van de tekst.
Het belangrijkste uit de tekst wordt herhaald. 
Het onderwerp van een alinea. 

Slide 7 - Question de remorquage

informeren
overtuigen
activeren
amuseren
nieuwsartikel
strip
betoog
reclamefolder
leesboek
theorie uit je schoolboek
meningtekst over een boek
poster voor een voorstelling

Slide 8 - Question de remorquage

Slide 9 - Diapositive

De inleiding van de tekst bestaat uit de volgende zinnen:
A
Wij dachten.....blijkt nu.
B
Wij dachten....ons lijf.
C
Mensen en muggen...ons lijf.
D
Het lachen....lacht het best.

Slide 10 - Quiz

De hoofdgedachte van deze tekst is
A
Muggen
B
Muggen blijven uit de buurt omdat ze anti-muggenspul vinden stinken.
C
Er worden beter muggenwerende stoffen ontwikkeld.
D
Malaria

Slide 11 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
activeren

Slide 12 - Quiz

Herhaling, lees goed door, daarna volgen vragen.
Tekstverbanden: Geeft de samenhang tussen woorden en zinnen weer. Zorgt ervoor dat een tekst goed te lezen is. 
(opsomming, voorbeeld, tegenstelling, chronologisch)

Signaalwoorden: woorden die jou een signaal geven welk tekstverband aan de orde is. 

Slide 13 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Voorbeeld: zoals, bijvoorbeeld, dat wil zeggen, onder andere.....
Tegenstelling: maar, daarentegen, enerzijds...anderzijds....echter....
Opsomming:en, ook, in de eerste plaats, ten tweede...
Chronologisch: voordat, tijdens, vroeger, aanvankelijk, nadat, later...

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeld: Benoem het signaalwoord en benoem welk tekstverband erbij hoort. 
Ik houd van buitenlands eten, zoals Italiaans eten. 

Signaalwoord is : zoals

Tekstverband: voorbeeld

Slide 15 - Diapositive

Als ik op vakantie ga, pak ik mijn zwembroek, zonnebril en handdoek in.
Signaalwoord:
Tekstverband:

Slide 16 - Question ouverte

Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: voorbeeld

Slide 17 - Quiz

Snorkelen is mijn favoriete hobby, daarnaast houd ik van lezen.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband : tegenstelling
C
Tekstverband: voorbeeld
D
Tekstverband: chronologisch

Slide 18 - Quiz

Nadat ik gefietst had, pakte ik een lekker glas drinken.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: voorbeeld

Slide 19 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden
Conclusie: dus, daarom, concluderend, dat houdt in...
Redengevend: omdat, namelijk, daarom, aangezien, want
Oorzaak-gevolg, want, doordat, waardoor, als gevolg van
Doel-middel: om te, daarmee, door middel van, opdat
Vergelijking: net zoals, evenals, lijkt op, evenzeer
Samenvattend: samengevat, kortom, al met al, oftwel

Slide 20 - Diapositive

Net als mijn oma, ben ik dol op frambozen!
A
oorzakelijk verband
B
redengevend verband
C
samenvattend verband
D
vergelijkend verband

Slide 21 - Quiz

Ze heeft mijn brief nooit ontvangen, doordat ik de postzegel ben vergeten.
A
oorzakelijk verband
B
redengevend verband
C
samenvattend verband
D
doel-middel verband

Slide 22 - Quiz

Om koning te kunnen worden, moest Stach 7 opdrachten volbrengen.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
samenvattend verband
D
doel-middel verband

Slide 23 - Quiz

Marijke is gek op dieren, daarom wil ze later dierenarts worden.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
samenvattend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 24 - Quiz

Terugblikkend op het afgelopen jaar, heb ik best veel geleerd!
A
concluderend verband
B
doel-middel verband
C
samenvattend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 25 - Quiz

Het was dus niet zo erg!
A
concluderend verband
B
doel-middel verband
C
samenvattend verband
D
vergelijkend verband

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Vidéo

Chocoladetaarten vind ik het lekkerst van allemaal!
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 28 - Quiz

Dat komt omdat ik erg dol ben op chocolade!
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 29 - Quiz

In deze chocoladetaart zit maar weinig suiker.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 30 - Quiz

Waar heb je nog vragen over? Wat wil je nog extra oefenen?

Slide 31 - Question ouverte

Je herhaalde
- tekstopbouw 
- tekstdoelen
- signaalwoorden en tekstverbanden
- standpunt, mening, argument

Maak deze week de opdrachten in Learnbeat 6.7A  t/m 6.

Slide 32 - Diapositive