Begrijpend lezen H3+4 oefentoets

Begrijpend lezen toets
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Begrijpend lezen toets

Slide 1 - Diapositive

Herhaling, lees dit goed door, straks volgen vragen.
Het onderwerp van een tekst: In 1 of een paar woorden zeggen waar de tekst over gaat.
Een deelonderwerp: Het onderwerp van 1  of een paar alinea's.
Een alinea: Een groepje zinnen in een tekst met hetzelfde deelonderwerp. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Een tussenkopje: een titel boven een alinea in de tekst.

Slide 2 - Diapositive

Tekst
Het onderwerp van een tekst
Een alinea
Een deelon-
derwerp
Een tussenkopje
In 1 of 2 woorden waar de tekst over gaat. 
Een groepje zinnen dat bij elkaar hoort
In 1 of 2 woorden waar de alinea over gaat
Een titel boven een alinea

Slide 3 - Question de remorquage

Lees de tekst via de link, daarna volgen er vragen. 

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Het onderwerp van deze tekst is
A
cruciale beroepen
B
reserveren
C
reserveren openbaar vervoer
D
speciale uren

Slide 6 - Quiz

Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?

Slide 7 - Question ouverte

Heeft de tekst tussenkopjes?
A
Ja, de tekst heeft 1 tussenkopje.
B
Ja, de tekst heeft 2 tussenkopjes.
C
Ja, de tekst heeft 3 tussenkopjes.
D
Nee, de tekst heeft geen tussenkopjes.

Slide 8 - Quiz

Herhaling: lees goed door, daarna volgen weer vragen. 
Er zijn vier tekstdoelen: informeren, amuseren, overtuigen, activeren. 

Een tekst is vaak ingedeeld in een : inleiding, middenstuk (kern) en slot. Dit noem je de tekstopbouw.

De hoofdgedachte van een tekst geeft antwoord op de vraag: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding of het slot. (De hoofdgedachte is een samenvatting van de tekst in één zin.) 

Slide 9 - Diapositive

Inleiding
Middenstuk
Slot
Deelonderwerp
je maakt kennis met het onderwerp van de tekst
hierin staat de meeste informatie van de tekst.
Het belangrijkste uit de tekst wordt herhaald. 
Het onderwerp van een alinea. 

Slide 10 - Question de remorquage

informeren
overtuigen
activeren
amuseren
nieuwsartikel
strip
Politieke folder
reclamefolder
leesboek
theorie uit je schoolboek
meningtekst over een boek
poster voor een voorstelling

Slide 11 - Question de remorquage

Slide 12 - Diapositive

De inleiding van de tekst bestaat uit de volgende zinnen:
A
Wij dachten.....blijkt nu.
B
Wij dachten....ons lijf.
C
Mensen en muggen...ons lijf.
D
Het lachen....lacht het best.

Slide 13 - Quiz

De hoofdgedachte van deze tekst is
A
Muggen
B
Muggen blijven uit de buurt omdat ze anti-muggenspul vinden stinken.
C
Er worden beter muggenwerende stoffen ontwikkeld.
D
Malaria

Slide 14 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
activeren

Slide 15 - Quiz

Herhaling, lees goed door, daarna volgen vragen.
Tekstverbanden: Geeft de samenhang tussen woorden en zinnen weer. Zorgt ervoor dat een tekst goed te lezen is. 
(opsomming, oorzaak en gevolg, probleem en oplossing, overeenkomst en verschil, vergelijking, tegenstelling.

Signaalwoorden: woorden die jou een signaal geven welk tekstverband aan de orde is. 

Slide 16 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsomming: en, ook, in de eerste plaats, ten tweede...
Tegenstelling: maar, daarentegen, echter, enerzijds, anderzijds

Hierna volgt een voorbeeld vraag, daarna komen de vragen. 
Hier moet je kiezen uit: het tekstverband en het signaalwoord.  


Slide 17 - Diapositive

Voorbeeld vraag: Benoem het signaalwoord en benoem welk tekstverband erbij hoort. 
Ik houd van buitenlands eten, zoals Italiaans eten. 

Signaalwoord is : zoals

Tekstverband: voorbeeld of beschrijving. 

klik verder om zelf aan de slag te gaan.

Slide 18 - Diapositive

Als ik op vakantie ga, pak ik mijn zwembroek, zonnebril en handdoek in.
Signaalwoord:
Tekstverband:

Slide 19 - Question ouverte

Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: voorbeeld

Slide 20 - Quiz

Zwemmen is mijn favoriete hobby, daarnaast houd ik van lezen.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband : tegenstelling
C
Tekstverband: voorbeeld
D
Tekstverband: chronologisch

Slide 21 - Quiz

Het restaurant zit altijd vol, maar als je tijdig reserveert is er plek.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling

Slide 22 - Quiz

hoofd- en bijzaken
hoofdzaken: het belangrijkste uit een tekst of alinea
Als je een samenvatting maakt, noteer je daarin de hoofzaken.

bijzaken: alles wat minder belangrijk is (de voorbeelden, de uitleg, de rest van de tekst).

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Slide 25 - Lien

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Cafetaria Friendly’s maakte de snertkroket.
B
Sander de Boer vond de snertkroket een mooie uitdaging
C
Erwtensoep is in Woerden tot een kunst verheven
D
De kroket wordt bij geserveerd met een sneetje roggenbrood

Slide 26 - Quiz

Welke zin uit alinea 2 is de hoofdzaak?
A
TikTok is de eerste socialemedia-app uit China die is doorgebroken in het Westen.
B
De app is met name onder kinderen en jongeren erg populair.
C
Omdat zij in de ... Persoonsgegevens.

Slide 27 - Quiz

Welke zin uit alinea 4 is géén bijzaak?
A
Het is de grootste boete die ooit in de VS is betaald in een kinderprivacyzaak.
B
Begin vorig jaar ... van ouders
C
In de Verenigde Staten klinkt al langer kritiek op de manier waarop TikTok omgaat met de privacy van gebruikers.

Slide 28 - Quiz

In deze tekst staan meer ...
A
hoofdzaken
B
bijzaken

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Vidéo

Chocoladetaarten vind ik het lekkerst van allemaal!
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 31 - Quiz

Dat komt omdat ik erg dol ben op chocolade!
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 32 - Quiz

In deze chocoladetaart zit maar weinig suiker.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 33 - Quiz

Aan welke woorden herken je een mening?
A
ik vind
B
want
C
daarom
D
volgens mij

Slide 34 - Quiz