Les 12 Unité 2

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bonjour et bienvenue!
Comment ça va?
C'est quelle date aujourd'hui?

Slide 1 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui: 
Vandaag - aujourd'hui: Mini SO Apprendre 8
1.  Ensemble -  samen: Inventariseren behoefte.. 
2. Faire - samen of alleen: bezig met wat voor jou nog nodig is.    
3. Évaluation 
4. Les devoirs: ler. toets voor morgen:  
                               Unité 2: Apprendre 1,2,4,6,8,10 F/N 
                               Apprendre 3,5, F/N - N/F begrijpen en kunnen                                                                   toepassen

                        

Slide 2 - Diapositive

Mini SO Apprendre 8
1. bizarre                     8. het zwembad
2. amoureux              9. dan, nou
3. surtout                    10. mooi, knap
4. je t'embrasse
5. bien sûr
6. grappig
7. de vakantie

Slide 3 - Diapositive

Oké, aan de slag: au travail..
Wat je vandaag kunt doen is: 
- je samenvatting leren, ZS
- woordjes leren (met quizlet of zelf) ZS
- extra opdr. maken (menu au choix) ZS
- D-toets onderdelen: test vocabulaire F/N en grammaire  ZS
- Of samen extra oefenen onderdelen die je hebt aangegeven Dus kies zelf..

 Bonne chance!! - Succes..

Slide 4 - Diapositive

Ik weet nu precies wat ik ga doen deze les..
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Sondage

Ik ga bezig met:
Samenvatting leren en woordjes
Extra opdrachten maken (menu au choix)
D - toets maken
Samen lesson up, oefenen stof toets

Slide 6 - Sondage

Oefenen voor toets: 
Sujets: 
- le verbe: avoir 
- le pronom possesif - bezittelijk voornaamwoord
- les nombres - de getallen

Slide 7 - Diapositive

le verbe avoir
j'
ai
tu
as
il / elle/ on
a
nous
avons
vous 
avez

ils / elles 
ont
ik
heb
jij
hebt
hij / zij / men
heeft
wij
hebben
jullie / u
hebben / heeft
zij [mmv / vmv]
hebben

Slide 8 - Diapositive


avoir
=
 hebben




il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
tu as
j'ai
wij hebben
zij hebben (ml&vr)
ik heb
jullie hebben & u heeft
jij hebt
hij/zij/men heeft (wij hebben)

Slide 9 - Question de remorquage

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 10 - Question de remorquage

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 11 - Question de remorquage

Tu .... une soeur ?
A
ai
B
a
C
as
D
ont

Slide 12 - Quiz

Non, j'.... un frère
A
ai
B
a
C
as
D
ont

Slide 13 - Quiz

Il .... quinze ans
A
as
B
a
C
ai
D
avez

Slide 14 - Quiz

Nous ..... une voiture et un vélo
A
a
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 15 - Quiz

Ils / Elles .... une grand-mère super!
A
avons
B
a
C
ont
D
avez

Slide 16 - Quiz

Vous ..... une grande chambre?
A
ai
B
avez
C
avons
D
as

Slide 17 - Quiz

La ville .... beaucoup de magasins
A
avons
B
a
C
est
D
ont

Slide 18 - Quiz

Jaques et Françoise .... trois pommes
A
ai
B
a
C
avons
D
ont

Slide 19 - Quiz

Le chat ... mal à la patte
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 20 - Quiz

het bezittelijk voornaamwoord
l'adjectif possesif

Slide 21 - Diapositive

Sleep de bezittelijk voornaamwoorden naar de juiste vertaling
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
mon
ton
son
ta
tes
mes
ses
ma
sa

Slide 22 - Question de remorquage

Maak de juiste combinaties
Soeur
Frère
Parents
mes
tes
ses
son
mon
ton
sa
ta
ma

Slide 23 - Question de remorquage

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'mijn'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son/sa/ses

Slide 24 - Quiz

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'jouw'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son/sa/ses

Slide 25 - Quiz

Wat zijn de goede vertalingen van het bezittelijk voornaamwoord 'zijn/haar'?
A
mon/ma/mes
B
ton/ta/tes
C
son/sa/ses

Slide 26 - Quiz

(mijn) père [m] est dans le jardin
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 27 - Quiz

(Haar) parents sont très sévères
A
son
B
tes
C
ses

Slide 28 - Quiz

(Jouw) ami [m] est très sympa
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 29 - Quiz

Où est (zijn) copine [v] ?
A
son
B
sa
C
ses

Slide 30 - Quiz

(jouw) école [v] est grande
A
ta
B
tes
C
ton

Slide 31 - Quiz

on va compter !!

Slide 32 - Diapositive

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
un
deux
trois
quatre
cinq
six
sept
huit
neuf
dix

Slide 33 - Question de remorquage

11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
onze
douze
treize
quatorze
quinze
seize
dix-sept
dix-huit
dix-neuf
vingt

Slide 34 - Question de remorquage

Quatorze
A
15
B
14
C
11
D
4

Slide 35 - Quiz

dix-sept
A
7
B
15
C
17
D
13

Slide 36 - Quiz

cinq
A
5
B
15
C
4
D
10

Slide 37 - Quiz

dix
A
6
B
20
C
10
D
13

Slide 38 - Quiz

quinze
A
15
B
16
C
5
D
8

Slide 39 - Quiz

Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal :
treize
trois
zéro
six

onze
seize
vingt

Slide 40 - Question de remorquage

Sleep de getallen naar de juiste plaats op de lineaal :
quatorze
quatre
douze
cinq
dix
quinze
dix-huit

Slide 41 - Question de remorquage

Ik ben klaar voor de toets!
Zeker, ik ken de stof en heb voldoende geoefend.
Ik begrijp alles, ik moet alleen nog een beetje herhalen vanmiddag
Ik begrijp alles, maar moet nog wel wat leren vanmiddag
Ik moet nog veel doen.
Ik moet nog beginnen met leren.

Slide 42 - Sondage

Slide 43 - Diapositive