2 kgt 3.3 en 3.4 oefenen

Oefenen voor de lees- en schrijftoets (3.3 en 3.4)
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Oefenen voor de lees- en schrijftoets (3.3 en 3.4)

Slide 1 - Diapositive


Als je vertelt wat jij ergens van vindt dan geef je je ...
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 2 - Quiz


Feit of mening?

Dit jaar hebben we twee weken meivakantie.

A
feit
B
mening

Slide 3 - Quiz


Als je wilt uitleggen waarom je iets vindt, dan maak je gebruik van een ...

A
argument
B
mening

Slide 4 - Quiz


Is het onderstreepte deel een mening of een argument?




Ik vind dat thuisonderwijs maar niks, want ik mis mijn schoolvrienden.
A
argument
B
mening

Slide 5 - Quiz


De hoofdgedachte is ...
A
de belangrijkste zin van een alinea. de belangrijkste zin van een alinea.
B
waar de tekst over gaat.
C
het doel van de tekst.
D
het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp van een tekst zegt.

Slide 6 - Quiz

Signaalwoorden oefenen

Slide 7 - Diapositive

Welk tekstverband geeft het onderstreepte woord aan.

Dennis heeft veel geld opgehaald voor de sponsorloop, want hij heeft wel 20 kilometer gelopen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 8 - Quiz

Welk tekstverband geeft het onderstreepte woord aan.

Annika houdt enorm van uitslapen, daarentegen is Rienk echt een ochtendmens.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 9 - Quiz

Welk tekstverband geeft het onderstreepte woord aan.

Djamal doet graag leuke dingen in zijn vrije tijd, bijvoorbeeld met zijn bootje door de slootjes varen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 10 - Quiz

Welk tekstverband geeft het onderstreepte woord aan.

Djamal doet graag leuke dingen in zijn vrije tijd, bijvoorbeeld met zijn bootje door de slootjes varen.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
reden

Slide 11 - Quiz

Welk tekstverband geeft het onderstreepte woord aan.

Zodra het pauze is, staat Vilmar al op het schoolplein.
A
tijdsvolgorde
B
conclusie
C
voorbeeld
D
reden

Slide 12 - Quiz

Welk tekstverband geeft het onderstreepte woord aan.

Vanwege een lekke band was Nick een uur later thuis.
A
tijdsvolgorde
B
conclusie
C
voorbeeld
D
reden

Slide 13 - Quiz

Welk tekstverband geeft het onderstreepte woord aan.

Terwijl Ymie een goed verhaal over haar konijn vertelde, keek Reinder uit het raam.
A
tijdsvolgorde
B
conclusie
C
voorbeeld
D
reden

Slide 14 - Quiz

Welk tekstverband geeft het onderstreepte woord aan.

Kortom, goed oefenen met signaalwoorden als je een mooi cijfer wilt halen.
A
tijdsvolgorde
B
conclusie
C
voorbeeld
D
reden

Slide 15 - Quiz

Betoog

Slide 16 - Diapositive


Wat is het tekstdoel van een betoog?

Slide 17 - Question ouverte

Juist of onjuist
Een betoog bestaat uit twee delen: een inleiding en een kern.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Een betoog bestaat uit drie delen:
  1. inleiding
  2. kern
  3. slot 

Slide 19 - Diapositive


In de inleiding van een betoog geeft de schrijver ...
A
zijn mening over het onderwerp.
B
de argumenten voor zijn mening.
C
zijn conclusie.

Slide 20 - Quiz


In de kern geef je elk argument een aparte alinea.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 21 - Quiz

In de kern gebruik je
  • signaalwoorden voor opsomming van de argumenten (ten eerste, bovendien, ook, ...)
  • signaalwoorden die een reden aangeven (omdat, want, daarom).

Slide 22 - Diapositive

Slot
  • Herhaal je mening over het onderwerp.
  • Gebruik daarbij een signaalwoord dat een conclusie aangeeft (dus, dan ook, kortom).

Slide 23 - Diapositive

Korte en lange zinnen

Een tekst leest prettig als je niet steeds dezelfde woorden herhaalt. Wat kun je bijvoorbeeld gebruiken? (Meerdere antwoorden mogelijk)
A
verwijswoorden
B
synoniemen
C
lidwoorden
D
omschrijvingen

Slide 24 - Quiz

Korte en lange zinnen

Lange zinnen bestaan vaak uit twee zinnen met daartussen een woordje als en of maar. Hoe noem je zulke woorden?
A
verwijswoorden
B
synoniemen
C
voegwoorden
D
zelfstandig naamwoorden

Slide 25 - Quiz

Veel succes met leren en oefenen!

Slide 26 - Diapositive