Werkwoordspelling les 6: herhaling pv tt en vt, onderwerp en ww benoemen

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 6: Herhaling
persoonsvorm t.t. en v.t.
onderwerp
werkwoordsvorm benoemen

VWO 2
 P1 2022-2023
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 6: Herhaling
persoonsvorm t.t. en v.t.
onderwerp
werkwoordsvorm benoemen

VWO 2
 P1 2022-2023

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
Je kunt nu: 

  • de juiste werkwoordsvorm invullen in een zin. 
  • de werkwoordsvorm benoemen waarin een werkwoord in een zin staat.
  • het onderwerp in een zin benoemen.
  • het voegwoord in een zin benoemen.

Dit is wat je moet kunnen tijdens de toets.

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van deze les ...
... heb je nog een keer geoefend met:

  • de persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • de persoonsvorm verleden tijd
  • het onderwerp
  • het benoemen van de werkwoordsvorm

Slide 3 - Diapositive

Hoe gaan we te werk?
Je doorloopt zelfstandig deze les.
  1. Je beantwoordt eerst een aantal vragen over de theorie. 
  2. Daarna zet je in 10 zinnen de persoonsvorm (t.t.) in de juiste vorm en benoem je het onderwerp.
  3. Dan zet je in 10 zinnen de persoonsvorm (v.t.) in de juiste vorm en benoem je het onderwerp.
  4. Tot slot zet  je in 10 zinnen de persoonsvorm (t.t. of v.t.) in de juiste vorm, benoem je het onderwerp en benoem je de werkwoordsvorm.

Aan alle opdrachten gaat een slide vooraf met daarop de uitleg.

Slide 4 - Diapositive

Herhaling:

1. Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 5 - Question ouverte

Herhaling:

2. Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd?

Slide 6 - Question ouverte

Herhaling:

3. Welke regel gebruik je bij sterke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 7 - Question ouverte

Herhaling:

4. Welke regel gebruik je bij zwakke werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 8 - Question ouverte

Herhaling:

5. Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 9 - Question ouverte

Opdracht tegenwoordige tijd & onderwerp

Zet de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan in de goede vorm in de zin in de tegenwoordige tijd.

Schrijf ook het onderwerp dat hoort bij de persoonsvorm op!

Slide 10 - Diapositive

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

1. Hoe vaak ... je dat horloge eigenlijk op? (winden)

Slide 11 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

2. … nou niet ongeduldig, jouw tijd komt heus wel. (worden)

Slide 12 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

3. … zijn verklaring je of denk je dat hij liegt? (overtuigen)

Slide 13 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

4. Volgens mij … die wielrenners wel vijf uur per week aan conditietraining. (besteden)

Slide 14 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

5. Als je even wacht, … ik een bos dahlia’s voor je af. (snijden)

Slide 15 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

6. De umpire … de beslissing van de lijnrechter. (overrulen)

Slide 16 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

7. … je trainer uiterlijk morgen of je meedoet. (melden)

Slide 17 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

8. Morgen … de organisatiecommissie een persconferentie. (beleggen)

Slide 18 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

9. Deze vereniging … voorlichtingsmateriaal in het noorden van het land. (verspreiden)

Slide 19 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de t.t. en het onderwerp.

10. Ik denk dat wat jij … juist is. (vermoeden)

Slide 20 - Question ouverte

Opdracht verleden tijd & onderwerp

Zet de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan in de goede vorm in de zin in de verleden tijd.

Schrijf ook het onderwerp dat hoort bij de persoonsvorm op!

Slide 21 - Diapositive

Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.
1. De vragen waren zo gemakkelijk, dat iedereen het antwoord ... (raden)

Slide 22 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.

2. Vorig jaar … deze vergrotingen nog maar een euro. (kosten)

Slide 23 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.

3. Aan het eind van de vorige eeuw … boeren grote stukken bos. (kappen)

Slide 24 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.

4. Tijdens het zomerfeest … honderden lampen het park. (verlichten)

Slide 25 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.

5. Op de camping … ze elke week, nu ze thuis zijn nooit. (bingoën)

Slide 26 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.

6. Je weet wat een saai schouwspel de competitie vorig jaar …. (opleveren)

Slide 27 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.

7. Door het traag stromende water … de riviermonden dicht. (slibben)

Slide 28 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.

8. Ondanks een geweldige sprint … hij de trein. (missen)

Slide 29 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.

9. Het nieuwe bestuur … gisteren over het programma van eisen. (brainstormen)

Slide 30 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm in de v.t. en het onderwerp.

10. Hoewel ze niets zouden zeggen, … Tom en Ruud het hele verhaal toch. (vertellen)

Slide 31 - Question ouverte

Opdracht persoonsvorm (t.t. en v.t.) & onderwerp
  1. Zet de werkwoorden die achter de zin tussen haakjes staan in de goede vorm in de zin in de tegenwoordige tijd of in  de verleden tijd.
  2. Benoem vervolgens het onderwerp.
  3. Benoem tot slot de werkwoordsvorm: PVTT of PVVT

• Gebruik alleen de v.t. als het duidelijk is dat de zin in de v.t. staat.
• Gebruik in alle andere gevallen de t.t.



Slide 32 - Diapositive

Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.

1. Waarom ... je chef z’n afspraken niet? (onthouden)

Slide 33 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
2. Hoewel niemand hem meer …, kwam de popster toch nog opdagen. (verwachten)

Slide 34 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
3. Ter gelegenheid van Anna’s verjaardag … we gisteren bij de Echoput. (brunchen)

Slide 35 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.

4. … eens wie ik in de stad heb gezien! (raden)

Slide 36 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
5. Hoe ... je eigenlijk een huismus van een ringmus? (onderscheiden)

Slide 37 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
6. Zo’n werkschema … van een degelijke aanpak. (getuigen)

Slide 38 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
7. Geld lenen was zo gemakkelijk, dat iedereen te veel …. (besteden)

Slide 39 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
8. … die troep nou niet vlak achter het huis! (verbranden)

Slide 40 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
9. Hoe zit het, … het tekort nu al of zit je nog steeds in de rode cijfers? (verminderen)

Slide 41 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm (in de juiste tijd), het onderwerp en de werkwoordsvorm.
10. Het kwam weinig voor, maar Jaap … zich heus wel eens. (vergissen)

Slide 42 - Question ouverte

Tot slot: Hoe ging het?
1. In welk onderdeel heb je nog oefening nodig?
(persoonsvorm t.t., persoonsvorm v.t., onderwerp, werkwoorden benoemen)

Slide 43 - Question ouverte