jaar 2 h2

VMBO BK:

- Woordjes
- Past Simple
- Irregular verbs
- Past Continuous

VMBO T:

- Woordjes
 if / when
-  Past Simple
- Irregular verbs
- Past Continuous
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

VMBO BK:

- Woordjes
- Past Simple
- Irregular verbs
- Past Continuous

VMBO T:

- Woordjes
 if / when
-  Past Simple
- Irregular verbs
- Past Continuous

Slide 1 - Diapositive

Vertaal: teleurgesteld

Slide 2 - Question ouverte

Vertaal: herkennen

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal: geïrriteerd

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal: buitengewoon

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal: onaantastbaar

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal: puberty

Slide 7 - Question ouverte

Vertaal: relieved

Slide 8 - Question ouverte

Vertaal: explore

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal: research

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal: celebrity

Slide 11 - Question ouverte

Past Simple
  • Beschrijft iets dat in het verleden is gebeurd. 
  • Standaard regel: -ed / onregelmatige werkwoorden
  • Negatief maken?                                      I watched a movie last night.              I didn't watch a movie last night. 
Past Continuous
  • Beschrijft dat iets voor lange tijd bezig was in de verleden tijd.
  • Je schrijft het als: was/were + ww-ing 
  • Voorbeeld: I was playing video games all day.
  • Negatief maken?                                    I was playing video games all day.   I was not (wasn't) playing video games all day. 

Slide 12 - Diapositive

Wat als je beide in 1 zin gebruikt?
  • Voorbeeld zin: I was working at the restaurant, when I heard the news.
  • Stap 1: Wat is de lange actie? Wat gebeurde er eerst?
  • Antwoord: Je was in het restaurant aan het werken. Dan gebruik je voor dit zinsdeel de past continuous.
  • Stap 2: Wat gebeurde hierna? Voor dit zinsdeel gebruik je dan de past simple.  De Past Simple komt altijd na 'when'!

Slide 13 - Diapositive

Welke zin klopt?
A
I was singing a song for my mother when my brother interrupted me.
B
I sang a song for my mother when my brother was interrupting me.

Slide 14 - Quiz

Welke zin klopt?
A
She was buying new clothes when I saw her at the mall.
B
She bought new clothes when I was seeing her at the mall.

Slide 15 - Quiz

They ............. (to talk) on the phone to me when it ............ (to start) to rain.

Slide 16 - Question ouverte

My mother ........ (to cook) dinner when my dad ........ (to come) home.

Slide 17 - Question ouverte

Zet dit woord in de verleden tijd: go

Slide 18 - Question ouverte

Zet dit woord in de verleden tijd: speak

Slide 19 - Question ouverte

Zet dit woord in de verleden tijd: hide

Slide 20 - Question ouverte

Zet dit woord in de verleden tijd: grow

Slide 21 - Question ouverte