1HV 3.8 Grammatica woordsoorten - soorten ww deel 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom bij Nederlands op de Olympische Winterspelen 

100 m hardlopen

poepen aankondigen

Lesdoelen

1. Oorlogsgeheimen

2. Opening Olympische Winterspelen in China

3. Terugblik zinsdelen pv - wg/ng - o - lv

2. Drie werkwoorden

Naamwoordelijk gezegde

§ 3.7 Grammatica zinsdelen

Wat weet je over het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde?

naamwoordelijk gezegde (ng)

1. Het belangrijkste werkwoord in de zin laat niet duidelijk merken wat het onderwerp doet.

2. Kijk of er een koppelwerkwoord aanwezig is: zijn, worden, blijven.

3. Je kunt de koppelwerkwoorden onderling verwisselen en de zin klopt nog.

4. Naamwoordelijk deel = Wat + pv + o? en voeg de overige werkwoorden toe.

5. In een zin met een ng staat nóóit een lijdend voorwerp (lv)

Kijk het uitlegfilmpje in Ta!ent

Benoem de zinsdelen: pv, wg of ng, o, lv

1. Het programma bevat 109 onderdelen.

  

2. Freestyle skiën big air wordt een debuut.

                    o                  pv+wg                lv

1. Het programma / bevat / 109 onderdelen.

                   o                                 pv+ ng            ng

2. Freestyle skiën big air / wordt / een debuut.

Uitleg

Bedenk één onderschrift met een wg.
En één onderschrift met een ng.

3 soorten werkwoorden

§ 3.8 Grammatica woordsoorten

voorzetsel 

= vz

--> op, in, naast...

Werkwoorden

=

doe-woorden

     3 werkwoorden:

1. zelfstandig werkwoord (zww)

2. koppelwerkwoord (kww)

3. hulpwerkwoord (hww)

Wat is het zww?
's Ochtends zingt mijn broer altijd onder de douche.

Koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven

Het kww verbindt het onderwerp met een aanvulling. 

Daarin zit een bijvoeglijk en/of een zelfstandig naamwoord.

hulpwerkwoord (hww)

Een hulpwerkwoord is nodig om 

het voltooid deelwoord en het infinitief (hele werkwoord) in een zin te kunnen vormen. 

Meestal: 

hebben, zijn, worden, zullen, willen, kunnen, moeten 

Jan heeft gefietst.

Jan zal hard fietsen.

hww = heeft, zww = gefietst

hww = zal, zww = fietsen

In een zin kunnen meerdere hulpwerkwoorden staan.

Het liefst zou hij nog beter willen kunnen zingen.

Welke soorten werkwoorden zie je?

Hij heeft twee keer meegedaan aan Wie is de mol?.

Onderzoek het werkwoord 'blijven' in de zinnen:

- Benoem wg of ng.

- Benoem zww, kww of hww.

1. Ze is thuis gebleven.

2. Ze blijft lachen.

3. Ze is enthousiast gebleven.

Onderzoek het werkwoord 'blijven' in de zinnen:

- Benoem wg of ng.

- Benoem zww, kww of hww.

1. Ze / is / thuis / gebleven.

wg = is gebleven, is = hww, gebleven = zww

2. Ze / blijft / lachen.

wg = blijft lachen, blijft = hww, lachen = zww

3. Ze / is / enthousiast / gebleven.

ng = is enthousiast gebleven, is = hww, gebleven = kww

§3.8 Grammatica woordsoorten:

Opdrachten 

1 t/m 6 + 8 maken

Wat?	§ 3.8 Grammatica woordsoorten: opdrachten 1 t/m 6 + 8
Hoe?	Stil alleen of samen fluisteren
Hulp?	Boek - klasgenoot - (extra uitleg) Straver
Resultaat?	Huiswerk
Leerdoel	zww, kww, hww = 3 soorten werkwoorden
Klaar?	Taak week 6, Oorlogsgeheimen lezen

Wat weet je nu?

Wat weet je nu?

1. Oorlogsgeheimen

2. Zinsdelen: pv, wg of ng, o, lv

3. Drie soorten werkwerkwoorden: zww, kww, hww

Volgende keer

Tot de volgende keer!