1. Grammatica woordsoorten hww, zww, kww

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Goedemiddag D2C

De planning

1. Stillezen

2. Huiswerk samen nakijken

3. Herhalen vorige les

4. Grammaticaboekje hoofdstuk 3

5. Aan de slag

6. Noteren huiswerk en wijziging toetsdatum

Nodig: grammatica-

boekje, etui, iPad en je leesboek

Werkwoordelijk gezegde (WG)

Naamwoordelijk gezegde (NG)

Het onderwerp voert een handeling uit. Hij/zij DOET iets.

Het onderwerp IS iets of zal iets WORDEN. Het gaat dus om de toestand.

De plant is groen.
(stel jezelf de vraag: doet het onderwerp hier iets of is/wordt het iets?)

1. WG
2. NG

De sneeuw blijft nog steeds liggen.

1. WG
2. NG

Hij ligt al een week ziek in bed.

1. WG
2. NG

Hij is al een week ziek.

1. WG
2. NG

Moeilijk om verschil tussen NG/WG te zien
10=moeilijk, 1=makkelijk

0100

Grammatica hoofdstuk 3

Dit hoofdstuk bestaat uit vijf onderdelen

1. Zelfstandige naamwoorden

2. Bijvoeglijke naamwoorden

3. Lidwoorden

4. Werkwoorden 

5. Voorzetsels

Individuele opdracht

Noteer in je schrift de antwoorden op de volgende vragen:

1. Noem drie voorbeelden van zelfstandige naamwoorden

2. Schrijf in je eigen woorden in je schrift wat bijvoeglijke naamwoorden zijn en geef drie voorbeelden

3. Welke drie lidwoorden kennen we?

4.  Schrijf vijf verschillende voorzetsels op

Grammatica woordsoorten

Zelfstandig werkwoord (zww)

Koppelwerkwoord (kww)

Hulpwerkwoord (hww)

Lesdoelen

1. Ik weet wat een zelfstandig werkwoord is.
2. Ik kan een zelfstandig werkwoord herkennen in een zin
3. Ik weet wat een koppelwerkwoord is.
4. Ik kan een koppelwerkwoord herkennen in een zin.
5. Ik weet wat een hulpwerkwoord is.
6. Ik kan een hulpwerkwoord herkennen in een zin.

& we herhalen het werkw. en het naamw. gezegde

Zelfstandig werkwoord (zww)

Als een werkwoordelijk gezegde (wg) uit één werkwoord bestaat, is dat het zelfstandig werkwoord. Het werkwoord heeft een duidelijke betekenis.

Het zww is het belangrijkste werkwoord in een wg van een zin.

In een wg staat altijd maar één zww.

Zijn vader zingt onder de douche.

zingt= zelfstandig werkwoord

Koppelwerkwoord (kww)

Een koppelwerkwoord staat altijd in een naamwoordelijk gezegde. Het koppelt het onderwerp aan een naamwoordelijk deel. 

Het kww is het belangrijkste werkwoord in een ng van de zin.

In een ng staat altijd maar één kww.

Hij wordt vast zanger.

wordt = koppelwerkwoord

Hulpwerkwoord (hww)

Een hulpwerkwoord is het 'hulpje' van het belangrijkste werkwoord. 

Je kunt heel veel hulpwerkwoorden hebben, maar altijd maar één zww of één kww!

Ingmar kan ook mooi zingen.

kan = hulpwerkwoord

zingen = zelfstandig werkwoord

Femke wil later dokter worden.

wil= hulpwerkwoord

worden= koppelwerkwoord

Hoeveel koppelwerkwoorden (kww) kunnen in een naamwoordelijk gezegde (ng) staan?

1. 1 kww
2. 2 kww
3. 3 kww
4. 4 kww

Kan er een kww in een wg staan?

1. Ja
2. Nee

Er kunnen wel tien hulpwerkwoorden in een zin staan.

1. Waar
2. Niet waar

Ik word zo rood als een boei.

1. WG
2. NG

Ik word zo rood als een boei.

word =

1. zww
2. kww
3. hww

Hij heeft mijn telefoon afgepakt.

1. WG
2. NG

Hij heeft mijn telefoon afgepakt.

1. heeft = hww afgepakt = zww
2. heeft = hww afgepakt = kww
3. heeft = zww afgepakt = hww
4. heeft = kww afgepakt = hww

Heb jij wel eens een krokodil zien huilen?

1. WG
2. NG

De roos blijft de mooiste bloem.

1. WG
2. NG

De roos blijft de mooiste bloem.

blijft =

1. zww
2. kww
3. hww

Zij is in het hotel gebleven.

1. WG
2. NG

Zij is in het hotel gebleven.

1. is = hww gebleven = zww
2. is = hww gebleven = kww
3. is = kww gebleven = zww
4. is = kww gebleven = hww

Zij is later dokter geworden.

1. WG
2. NG

Zij is later dokter geworden.

1. is = kww geworden = hww
2. is = hww geworden = kww
3. is = hww geworden = zww
4. is = zww geworden = kww

Pak je werkboek grammatica.

Lees blz. 24, 25 en 26 aandachtig door

Maak blz. 27 (huiswerk)

Klaar? Maak het werkblad (huiswerk)

Daarna kun je de link van de L. U. gebruiken (klaaropdracht)

www.cambiumned.nl