Doe mee met LessonUp Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2
Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij
Let op:
Doe mee met LessonUp Zorg dat je de planning in de gaten houdt.
Slide 1 - Diapositive
- Welkom!
- Alle brieven binnen?
- Start - woordenschat
Doel:
- Je ziet het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik
- Je legt uit wat het verschil is tussen ee uitdrukking en een spreekwoord
- Je noemt verschillende spreekwoorden met GROEN erin (het hoofdstuk heet groen)
- Je kent de uitdrukkingen/spreekwoorden uit de woordenlijst van H5
Wat gaan we doen vandaag:
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
De morgenstond heeft goud in de mond.
timer
1:00
Slide 4 - Question ouverte
Wie a zegt, moet ook b zeggen
timer
1:00
Slide 5 - Question ouverte
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Woorden en zinnen kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn.
In ‘Groen is de kleur van gras’ is het woord ‘groen’ letterlijkbedoeld.
Maar ‘groen’ kan ook ‘jong en onervaren’ betekenen.
Bijvoorbeeld: ‘Op het gebied van de liefde is Thomas nog een groentje.’
Hier wordt het dus figuurlijk gebruikt.
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Slide 6 - Diapositive
Spreekwoorden en uitdrukkingen
Ook bij spreekwoorden en uitdrukkingen is er sprake van een figuurlijke betekenis:
Een spreekwoord is een wijsheid of opvatting, die geformuleerd is in een hele zin (in de tegenwoordige tijd); je kunt een spreekwoord niet aanpassen of veranderen:
– Bij de buren is het gras altijd groener.
Een uitdrukking is een vaste woordgroep met een vaste betekenis; je kunt een uitdrukking wel een beetje aanpassen of veranderen:
– groene vingers hebben → Isa heeft groene vingers.
Dit betekent: goed kunnen omgaan met planten → Isa kan goed met planten omgaan.
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Slide 7 - Diapositive
Dat ligt voor de hand.
Het is soms goed om ergens niet over te praten.
Hij denkt niet goed over de dingen na.
Hij heeft geluk.
Dat spreekt voor zich.
Hij valt met zijn neus in de boter.
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
Hij kijkt niet verder dan zijn neus lang is.
Slide 8 - Question de remorquage
Hij krijgt toestemming om zijn plan uit te voeren.
Ik trek me niets van je aan.
Met wat hulp gaat alles gemakkelijker.
Wie opvalt krijgt gemakkelijk kritiek.
Vele handen maken licht werk.
Je kunt de boom in.
Zijn voorstel krijgt groen licht.
Hoge bomen vangen veel wind.
Slide 9 - Question de remorquage
00:05
Wat gaat hier fout?
Slide 10 - Question ouverte
00:39
Komt Fred hier heel slim over?
Ja
Nee
Slide 11 - Sondage
Wat: woordenschat H5: Maak de hele leerlijn
Wanneer: Deze hele week (twee lessen)
Hoe: Werk precies, zorg ervoor dat je ook de uitdrukkingen& spreekwoorden en de overige woorden direct leert .