les 7:Formuleren: bez. vnw, verwijswoorden, als/dan

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

DOEL

- Je weet hoe je de bez. vnw juist moet gebruiken.

- Je  weet hoe je de verwijswoorden juist moet gebruiken. 

-Je weet hoe je als en dan juist moet gebruiken

bez. vnw , verwijswoorden en als/dan

bezittelijke voornaamwoorden

een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het bezit waarbij het hoort.

Jouw kamer

onze klas

bezittelijke voornaamwoorden kun je altijd vervangen door mijn.

persoonlijke voornaamwoorden kun je altijd vervangen door een naam. 

DIT KAN NIET!

EN DIT AL HELEMAAL NIET!

DUS:

Ik heb het bij me.

Dit is mijn boek

zij komen op mijn feestje

ik kom op hun feestje

ik heb hun een cadeau gegeven 

Wat moet op de puntjes?
..... moeder komt op bezoek.

1. Me
2. Mijn

...... hebben dat gedaan!

1. Zij
2. Hun

ik heb dit aan ..... gegeven.

1. jou
2. jouw

heb je ...... telefoon al gevonden?

1. jou
2. jouw

Dat is .... auto

1. me
2. m'n

Verwijswoorden

De-woorden-> verwijs met deze of die

Deze deur is op slot, maar die daar is wel open

Het-woorden -> verwijzen met dit of dat

Dat paard is wild, maar dit hier is rustig.

met wie/ waarmee

je kunt met het woord wie verwijzen naar een persoon. Dat doe je in combinatie met een voorzetsel.

Het meisje met wie ik ga afspreken.

Naar een dier of ding verwijs je met waarmee, waarvoor, waartegen. 

Het paard waarvoor ik bang ben. 

De paal waartegen ik ben gebotst. 

Het paard ..... ik heb gezeten.

1. op wie
2. waarop

Het meisje .... daar staat

1. die
2. dat

De jongen ...... ik verliefd ben

1. waarop
2. op wie

Op Magister staat het huiswerk ..... jullie moeten maken.

1. dat
2. wat

De dieren ..... ik je vertelde.

1. over wie
2. waarover

Het pakketje .... op het postkantoor ligt.

1. wat
2. die
3. dat

Als/dan

Als/dan

Gebruik dan:

- bij een vergotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan

- bij ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht.

Gebruik als:

- bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als

- bij niet zo: niet zo groot als

- bij drie keer, vier keer zo: vier keer zo groot als..

DE FOUTJES

1. Lisa is jonger als mij.
   
2. Gebruik 'dan' en 'als' niet door elkaar. 'Dan' komt altijd na een vergrotende trap.
3. Lisa is jonger dan ik (ben).

Vandaag ben ik even slim als/ dan hem/ hij.

1. als en hem
2. als en hij
3. dan en hem
4. dan en hij

Hij vindt jou aardiger als/dan mij/me

1. als en mij
2. als en me
3. dan en mij
4. dan en me

Hij speelt zit vaker op TikTok als/dan jij/jou

1. dan jij
2. dan jou
3. als jij
4. als jou

Ik ben even oud als/dan zij/haar.

1. als zij
2. als haar
3. dan zij
4. dan haar