Regelmatige werkwoorden (tweedejaars)

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wilkommen!

Programm:

1. vorstellen

2. Die Mitteilungen

3. Regelmaßige Verben

        Wilkommen!

Die Mitteilungen

1. Die Prüfung

2. Die Absprachen:

We houden het klaslokaal schoon.

We luisteren naar elkaar. 

Telefoon in de tas.

We houden de plattegrond aan.

Werkwoorden vervoegen

Stappenplan:

1. Zoek het onderwerp in de zin.

2. Is het werkwoord dat je moet vervoegen een persoonsvorm of een voltooid deelwoord?

3. Maak de stam.

4. Plak de juiste uitgang erachter.

 de persoonlijke voornaamwoorden en de uitgangen

ich                 stam + e

du                  stam + st

er/ sie/ es   stam + t

wir                 stam + en  

ihr                  stam + t

sie/Sie         stam + en  

Eselsbrücke:

(Fe)estenten

+

IDEWIS

Regelmatige werkwoorden d of t in de stam

Eselsbrücke: d-tje, t-tje is een extra e-tje!

Wat doe je met het werkwoord antworten?

Du antwortest

Regelmatige werkwoorden met een stam op een sis-klank

Als de stam op een s, ss, z, of ß dan krijg je bij du alleen een t achter de stam. 

du reis-t

du tanz-t

Voltooid deelwoord

Geen persoonvorm?        Voltooid deelwoord

Ge+stam+t

Ge-wohn-t

be-zahl-t

In het Duits nooit op een d!

du (kaufen).

1. kaufet
2. kaufe
3. kaufen
4. kaufst

Ich (spielen)

1. spielt
2. spiele
3. spielen
4. gespielt

ihr (machen)

1. machen
2. machst
3. macht
4. machet

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (hören) gerne Musik.

1. hort
2. höre
3. horst
4. horen

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ihr (kaufen) solche teuere Sachen.

1. kaufst
2. kaufen
3. kaufet
4. kauft

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.

1. besucht
2. besuchst
3. besuchen
4. besuche

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Meine Eltern (kommen) Morgen.

1. kommen
2. kommt
3. bekommst
4. komme

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (trinken) ein Wasser, das mir schmeckt

1. trinkst
2. trinkt
3. trinke
4. trinken

Ich habe für das Abendessen (bezahlen)

1. gezahlt
2. gebezahlt
3. bezahlt
4. bezahle

Aan de slag!

Wat? Maak het opgavenblad.

Hoe? in tweetallen.

Hoe lang? 15 minuten

Hulp? Buurman/buurvrouw en Textbuch Seite 41.

Klaar? woordjes leren of bekijk de extra uitleg over regelmatige werkwoorden met een s/d/t. (Seite 52)

Hausaufgaben

Lernen Wörterliste A, Kapitel 4 von 'Ich bewege mich gern' bis 'stolz auf'. (Seite 53)