Chapitre 7: verbe faire présent + passé composé

Werkwoord faire in de présent en in de passé composé
Doorloop deze LU in je eentje.
Als een onderdeel voor jou niet duidelijk is, stel dan een vraag!

Bonne chance!!


1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Werkwoord faire in de présent en in de passé composé
Doorloop deze LU in je eentje.
Als een onderdeel voor jou niet duidelijk is, stel dan een vraag!

Bonne chance!!


Slide 1 - Diapositive

Verbe faire au présent

Slide 2 - Diapositive


Elles ______ du ski.

Slide 3 - Question ouverte


Judith ______ du patinage.

Slide 4 - Question ouverte


Je ______ du foot le lundi.

Slide 5 - Question ouverte


Tu ______ du cheval.

Slide 6 - Question ouverte


Nous ______ de la danse.

Slide 7 - Question ouverte


Monsieur Jean, qu'est-ce que vous ______ ?

Slide 8 - Question ouverte

je hebt nu door 
Als het goed is, heb je nu door hoe je het werkwoord 'faire' in de présent vervoegt en gebruikt

Als je de présent van het werkwoord 'faire' nog niet beheerst, noteer dan voor jezelf in je schrift wat je nog moeilijk vindt

Ga nu door met deze LU naar de passé composé van het werkwoord 'faire'

Slide 9 - Diapositive

Verbe faire au passé composé
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
ai
as
a
avons
avez
ont
fait
fait
fait
fait
fait
fait

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

dus, als je in het Frans wil zeggen dat je iets hebt gedaan, wat zeg je?

Slide 12 - Question ouverte

Slide 13 - Diapositive

dus, hoe maak je de passé composé van het werkwoord 'faire'?

Slide 14 - Question ouverte


J' ___ ___ du foot le lundi.

Slide 15 - Question ouverte


Elles ___ ___ du ski.

Slide 16 - Question ouverte


Judith ___ ___ du patinage.

Slide 17 - Question ouverte


Tu ___ ___ du cheval.

Slide 18 - Question ouverte


Nous ___ ___ de la danse.

Slide 19 - Question ouverte


Monsieur Jean, qu'est-ce que vous ___ ___ ?

Slide 20 - Question ouverte

je hebt nu door 
Noteer nu waar je nog aandacht aan moet besteden bij deze bron tijdens het leren voor de toets. 
Bonne chance!

Slide 21 - Diapositive