chapitre 7 - 1ste LU - verbe faire présent + passé composé

werkwoord faire in de présent en in de passé composé
doorloop deze LU in je eentje
als een onderdeel voor jou niet duidelijk is, begin je opnieuw totdat je het beheerst

als je klaar bent, check je met de rest van jouw werkgroep, het is de bedoeling dat jullie tegelijkertijd naar een ander LU gaan als iedereen uit het werkgroep het beheerst.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

werkwoord faire in de présent en in de passé composé
doorloop deze LU in je eentje
als een onderdeel voor jou niet duidelijk is, begin je opnieuw totdat je het beheerst

als je klaar bent, check je met de rest van jouw werkgroep, het is de bedoeling dat jullie tegelijkertijd naar een ander LU gaan als iedereen uit het werkgroep het beheerst.

Slide 1 - Diapositive

verbe faire au présent

Slide 2 - Diapositive


Elles ______ du ski.

Slide 3 - Question ouverte


Judith ______ du patinage.

Slide 4 - Question ouverte


Je ______ du foot le lundi.

Slide 5 - Question ouverte


Tu ______ du cheval.

Slide 6 - Question ouverte


Nous ______ de la danse.

Slide 7 - Question ouverte


Monsieur Jean, qu'est-ce que vous ______ ?

Slide 8 - Question ouverte

je hebt nu door 
als het goed is, heb je nu door hoe je het werkwoord 'faire' in de présent vervoegd en gebruikt

als je de présent van het werkwoord 'faire' nog niet beheerst, begin nu deze LU opnieuw 

als je de présent van het werkwoord 'faire' beheerst, ga je nu door met deze LU naar de passé composé van het werkwoord 'faire'

Slide 9 - Diapositive

wat is de passé composé nog weer?


-> kijk in jouw boek B op pagina 23 <-

Slide 10 - Diapositive

verbe faire au passé composé
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
ai
as
a
avons
avez
ont
fait
fait
fait
fait
fait
fait

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

dus, als je in het Frans wil zeggen dat je iets hebt gedaan, wat zeg je?

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

dus, hoe maak je de passé composé van het werkwoord 'faire'?

Slide 15 - Question ouverte


J' ___ ___ du foot le lundi.

Slide 16 - Question ouverte


Elles ___ ___ du ski.

Slide 17 - Question ouverte


Judith ___ ___ du patinage.

Slide 18 - Question ouverte


Tu ___ ___ du cheval.

Slide 19 - Question ouverte


Nous ___ ___ de la danse.

Slide 20 - Question ouverte


Monsieur Jean, qu'est-ce que vous ___ ___ ?

Slide 21 - Question ouverte

je hebt nu door 
als het goed is, heb je nu door hoe je het werkwoord 'faire' in de présent en in de passé composé vervoegd en gebruikt

als je de passé composé van het werkwoord 'faire' nog niet beheerst, begin nu dat deel van de LU opnieuw 

als je de passé  composé van het werkwoord 'faire' beheerst, check met jouw werkgroep of iedereen het beheerst. Help elkaar, en wacht op elkaar om naar de volgende LU te gaan.

Slide 22 - Diapositive