Lezen H4

Voorlezen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Voorlezen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Je kunt tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
- Je kunt chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkennen.

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
- Voorlezen (10 min)
- Welkom en introductie (5 min)
- Terugblik en huiswerk (10 min)
- Uitleg (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)
- Afsluiting en vooruitblik (5 min)

Slide 3 - Diapositive

Terugblik
- inleiding
- slot
- hoofdgedachte

Slide 4 - Diapositive

Waar vind je de hoofdgedachte van de tekst meestal?
a. inleiding (twee vingers)
b. inleiding of slot (drie vingers)
c. slot (vier vingers)
d. middenstuk (vijf vingers)

Slide 5 - Diapositive

Niet elke tekst heeft een inleiding en een slot.
a. Waar (twee vingers)
b. Niet waar (drie vingers)

Slide 6 - Diapositive

Huiswerk
Opdracht 4 blz. 76/77

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 4
2 Hij stelt vragen waarop je als lezer antwoord wilt hebben. 
3 a geestelijke (al. 3): iemand in dienst van de kerk 
b legende (al. 3): verhaal over een heilige waarin wonderen voorkomen 
c duur komen te staan (al. 3): ervoor moeten boeten 
d openlijk (al. 4): niet geheim 
e uiten (al. 4): zeggen of laten blijken wat je denkt of voelt 
f emigranten (al. 4): mensen die verhuizen naar een ander land 
g commercie (al. 4): handel (om geld te verdienen) 
h ingeburgerd (al. 5): aangepast aan een nieuwe omgeving 

  

Slide 8 - Diapositive

Vervolg opdracht 4
4 Met ongehuwde mannen had hij de grootste kans op een sterk leger en dat had hij nodig om zijn rijk te beschermen.  
Let op: In de eerste druk staat abusievelijk ‘Hoe’ in plaats van ‘ongehuwde’.  
5 dat hij liefde belangrijker vond dan de wet  
6 naar het gebruik om niet openlijk je liefde aan iemand te uiten  

Slide 9 - Diapositive

vervolg opdracht 4
7  tijdstip/jaartal gebeurtenis 
derde eeuw (268, 269 of 270)  op 14 februari wordt Valentijn (een Italiaanse bisschop of priester) gemarteld en vermoord 
vijfde eeuw paus Gelasius I verklaart 14 februari tot gedenkdag voor de heilige Valentijn 
middeleeuwen Valentijnsdag wordt vooral in Frankrijk en Engeland gevierd 
zeventiende eeuw Engelse emigranten brengen Valentijnsdag naar Amerika 
1969 Sint Valentijn wordt van de heiligenkalender afgevoerd 
eind twintigste eeuw Valentijnsdag wordt ook in de rest van Europa gevierd, inclusief Nederland 

Slide 10 - Diapositive

Vervolg opdracht 4
8 Het slot van de tekst bestaat uit alinea 6. – toelichting: In die alinea wordt kort samengevat wat er in de rest van de tekst staat (herkenbaar aan het signaalwoord ‘dus’). Met alinea 5 wordt (het tweede deel van) het middenstuk van de tekst afgesloten, het deel dat gaat over de plaatsen waar Valentijnsdag gevierd werd/wordt. 
9 C Valentijnsdag is waarschijnlijk genoemd naar een katholieke geestelijke en wordt in ons land nog maar kort gevierd. 

Slide 11 - Diapositive

Signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 12 - Diapositive

Startopdracht
We gaan twee keer bijna dezelfde teksten lezen. Denk tijdens het lezen na welke tekst prettiger leest en waarom?

Slide 13 - Diapositive

Zo maak je een game 
Er is een idee voor een game. De tekenaars maken figuren die bij het spel passen. Je ziet een klein beetje hoe de game eruit gaat zien. Er wordt een kartonnen bordspel van de game gemaakt. De programmeurs en de geluidstechnici gaan aan de slag. De testers komen aan de beurt. Zij spelen alle levels wel honderd keer om zelfs de kleinste foutjes te ontdekken.

Slide 14 - Diapositive

Zo maak je een game
Het begint met een idee voor een game. Eerst maken de tekenaars figuren die bij het spel passen. Zo zie je een klein beetje hoe de game eruit gaat zien. Daarna wordt er een kartonnen bordspel van de game gemaakt. Vervolgens gaan de programmeurs en de geluidstechnici aan de slag. Als laatste komen de testers aan de beurt. Zij spelen alle levels wel honderd keer om zelfs de kleinste foutjes te ontdekken.

Slide 15 - Diapositive

Chronologisch verband: zet gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde
Opsommend verband: dingen achter elkaar opnoemen
Tegenstellend verband: tegenovergestelde zaken worden genoemd.
Toelichtend verband: extra informatie

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag
Wat: maak opdracht 1, 2 en 4 (blz. 103 - 106)
Hoe: individueel (je mag op fluistertoon iets vragen)
Klaar of een vraag: steek je vinger op!

Slide 17 - Diapositive

Afsluiting en vooruitblik
Zijn de lesdoelen bereikt?
- Je kunt tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden. 
- Je kunt chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkennen.
Hoe ging het?
Huiswerk voor donderdag 5 december: maak opdracht 1, 2 en 4
Huiswerk voor dinsDAG 3 december: kom voorbereid (plan voor trailer) 
TRAILER INLEVEREN DINSDAG 10 DECEMBER

Slide 18 - Diapositive