Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Random dingen voor de toets
Slide 1 - Diapositive
Citeren
Slide 2 - Diapositive
Citeren van een zin uit de tekst
"Er wordt hard in de les gewerkt, maar het kan ook gezellig zijn."
"Er wordt ... gezellig zijn."
Slide 3 - Diapositive
Hoofdgedachte
Het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd is de hoofdgedachte.
Een hele zin, maar geen vraagzin!
Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.
Slide 4 - Diapositive
Opsommend tekstverband
Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband
Signaalwoorden: en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
Slide 5 - Diapositive
Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Kees heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
2:00
Slide 6 - Diapositive
Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.
Slide 7 - Diapositive
Chronologisch tekstverband
Als gebeurtenissen volgens een bepaalde tijdsvolgorde gebeuren of moeten gebeuren, heb je te maken met het chronologisch verband.
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Roomijs maak je zo: Breng eerst volle melk aan de kook. Klop er daarna eidooiers en suiker doorheen. Laat vervolgens het mengsel afkoelen en roer er slagroom door. Laat uiteindelijk stijf worden in de vriezer.
timer
2:00
Slide 9 - Diapositive
Voorbeeld chronologisch verband
Roomijs maak je zo: Breng eerst volle melk aan de kook. Klop er daarna eidooiers en suiker doorheen. Laat vervolgens het mengsel afkoelen en roer er slagroom door. Laat uiteindelijk stijf worden in de vriezer.
Slide 10 - Diapositive
Tegenstellend verband
Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.
Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, etc.
Slide 11 - Diapositive
Voorbeeld tegenstellend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot.
timer
1:00
Slide 12 - Diapositive
Voorbeeld tegenstellend verband
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot.
Slide 13 - Diapositive
Toelichtend verband
Bij een toelichtend verband wordt extra informatie (een uitleg of een voorbeeld) gegeven over een onderwerp.
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou etc.
Slide 14 - Diapositive
Voorbeeld toelichtend verband
Welke signaalwoorden zie je? Schrijf ze op in je schrift.
Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.
timer
1:00
Slide 15 - Diapositive
Voorbeeld toelichtend verband
Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.
Slide 16 - Diapositive
De schrijfdoelen
Amuseren
Activeren
Informeren
Overtuigen
Slide 17 - Diapositive
Slot
Een schrijver sluit de tekst af met een slot.
Een slot is meestal 1 of 2 alinea’s lang.
Een slot bevat meestal geen nieuwe informatie.
→ Soms staat er wel nieuwe informatie in, maar dan is het geen goed slot.
Slide 18 - Diapositive
Zelfstandig werken
H2 Taalverzorging: woordvolgorde in samengestelde zinnen