De opdracht creatief schrijven en poëzie HV2

PO gedichtenbundel en kort verhaal


In groepjes van vier gaan jullie een gedichtenbundel maken waar ook een kort verhaal aan toegevoegd wordt. 

De inleverdatum is 21 januari 2023. 
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

PO gedichtenbundel en kort verhaal


In groepjes van vier gaan jullie een gedichtenbundel maken waar ook een kort verhaal aan toegevoegd wordt. 

De inleverdatum is 21 januari 2023. 

Slide 1 - Diapositive

De gedichtenbundel

Slide 2 - Diapositive

Kies een gedicht
Ga naar de site op de volgende dia en kies een gedicht dat jou aanspreekt.  

Vertel daarna (zachtjes pratend) aan je buurman/buurvrouw waarom jij dit gedicht hebt gekozen. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Opdracht
Je maakt in groepjes van vier jullie eigen bundel met gedichten en een kort verhaal. 

De dichtbundel bevat de volgende onderdelen:
  • 6 gekozen bestaande gedichten
  • 5 zelf geschreven gedichten (daarvan 1 haiku, 1 stiftgedicht, 1 beeldgedicht en 2 naar keuze)
  • 4x kort verhaal (elk teamlid 1)

Slide 5 - Diapositive

Lesopbouw
Je hebt nu een aantal gedichten gelezen en nu gaan we zelf gedichten schrijven. 

We gaan eerst een aantal schrijfoefeningen doen (aangereikt door de docent tijdens de lessen) en vervolgens ga je zelf gedichten schrijven. 

Die gedichten verzamelen jullie in jullie eigen bundel: groepjes van vier. 

In de volgende dia's lees je wat de opdracht is. 

Slide 6 - Diapositive

Eisen
  • Van de zelfgekozen gedichten zijn er  2 gedichten van voor 1900.
  • Jullie kiezen 2 gedichten voor kinderen.
  • Jullie kiezen twee hedendaagse gedichten uit een bundel en niet van internet. De bundels liggen in 1.23 of in de bibliotheek van het Junior
  • Vermeld van alle gedichten ook de bron. 
  • Zet boven de gedichten: "voor 1900" "hedendaags" en "kindergedicht".

Slide 7 - Diapositive

Uitleg bij gedichten
Van de gekozen gedichten vertel je het volgende:
  • Wie is de schrijver?
  • Waar gaat het gedicht over?
  • Wat vind je van het gedicht?
  • Wat valt je op aan het gedicht? Denk aan bijvoorbeeld rijm of niet/opvallende woorden/taalgebruik/strofen, stijlfiguren. De theorie hierover staat in een aparte LessonUp die de docent met jullie deelt. 
  • Schrijf bij ieder gedicht minimaal 150 woorden. 
  • Je plaatst eerst de 2 gedichten van voor 1900 en daarna je gedichten voor kinderen. Dan volgt de rest van je gedichten. Als laatste voeg je de korte verhalen toe. 

Slide 8 - Diapositive

Zelf schrijven
Schrijf zelf vijf gedichten:
  • Minstens 2 van jullie eigen gedichten bevatten rijm en minstens 2 van jullie gedichten bevatten geen rijm. 
  • Maak gebruik van minstens 1 stijlfiguur, zoals een vergelijking, metafoor of personificatie en geef aan waar je die hebt toegepast. De theorie hiervan staat in een aparte LessonUp die de docent met jullie deelt.
  • Voeg in ieder geval een beeldgedicht, een stiftgedicht en een haiku toe. Dus 2 gedichten naar keuze. 

Slide 9 - Diapositive

Uitleg
Schrijf verder bij ieder zelf geschreven gedicht het volgende op:
  • Waar gaat je gedicht over
  • Wat kun je zeggen over de vorm: strofen/rijm 
  • Ben je tevreden over je gedicht?

Maak jullie bundel zo mooi mogelijk, dus les ook op het uiterlijk. Maak er een mooi werkstuk van. Wees creatief! Verderop in deze LessonUp zie je een aantal voorbeelden van gedichten met uitwerking. 

Slide 10 - Diapositive

Kort verhaal

Slide 11 - Diapositive

Kort verhaal
Jullie gaan in hetzelfde groepje van vier een verhaal schrijven waarin een aantal zaken die jullie hebben geleerd bij de theorie van de onderdelen fictie terugkomen (zie volgende dia).
Je zorgt ervoor dat de spelling foutloos is en dat je zinnen grammaticaal kloppen. 
Jullie verhaal telt minimaal 2 en maximaal 3 pagina's (arial 12).
Dit verhaal voegen jullie toe aan de gedichtenbundel. 

Slide 12 - Diapositive

Wat willen we in de tekst zien?
  • Je zorgt ervoor dat de lezer zich kan identificeren met de hoofdpersoon (H7).
  • Je schrijft vanuit een duidelijk perspectief (H8).
  • In het verhaal zit minstens 1 flashback of 1 flashforward (H22).
  • Pas het begrip ruimte toe in je verhaal. Beschrijf de ruimt functioneel of juist contrasterend (H23).
  • Bedenk van tevoren een duidelijk plot (H37).


Slide 13 - Diapositive

Extra bij je verhaal
Beschrijf bij je verhaal het volgende: 
  • Hoe hebben jullie ervoor gezorgd dat de lezer zich kan identificeren met de hoofdpersoon?
  • Vanuit welk perspectief hebben jullie het verhaal geschreven? Waarom vanuit dat perspectief? 
  • Waar zit de flashback of flashforward?
  • Hoe hebben jullie het begrip ruimte toegepast in je verhaal? 
  • Vertel iets over jullie plot. 

Slide 14 - Diapositive

Tips bij het schrijven van een kort verhaal
1. Bepaal het thema van je verhaal
Bij korte verhalen kun je de plot meestal samenvatten in één zin, die beschrijft wat het onderwerp van je verhaal is. Omdat je maar een beperkte ruimte hebt, kun je niet zo goed meerdere verhaallijnen in je tekst verwerken. Focus je daarom op één thema en blijf daarbij. Probeer je toch een groter geheel in je korte verhaal te proppen, dan zal het gauw slordig en lastig te volgen worden.


Klik hier om meer te lezen over 'thema'. 

Slide 15 - Diapositive

Tips bij het schrijven van een kort verhaal
2. Beperk het aantal personages
Je hebt geen tijd om tien verschillende personages te introduceren. Wees daarom streng voor jezelf: het verhaal moet klein blijven, en het aantal personages dus ook. Meestal zijn drie tot vier personages de maximale hoeveelheid die lezers kunnen verwerken in zo’n kort verhaal. In tegenstelling tot langere verhalen en boeken, draaien korte verhalen veel meer om de plot dan om de personages.

Slide 16 - Diapositive

Tips bij het schrijven van een kort verhaal
3. Schrappen maar
Misschien moet het met pijn in je hart, maar schrap alles wat overbodig is. Dat ene mooie zinnetje, die levendige beschrijving van de omgeving, die herinnering die lezers ‘moeten’ kennen om het verhaal te snappen. Weg ermee. Alles wat te weinig toevoegt aan de ontwikkeling van je verhaal, neemt ruimte in van belangrijkere zaken. Als je hier veel in oefent, zul je ontdekken dat verhalen vaak alleen maar sterker worden wanneer je het opschoont van overbodige elementen.

Slide 17 - Diapositive

Tips bij het schrijven van een kort verhaal
4. Creëer conflict
Waar in boeken conflict al belangrijk is, is het in korte verhalen de basis van de plot. Een kort verhaal waarin je tweeduizend woorden schrijft over mooie wolkenvelden, doet niet zoveel met de lezer, hoe goed het ook geschreven is. Zorg voor ontwikkeling, een conflict dat je personage in actie laat komen.


Klik hier om meer te lezen over conflict. 

Slide 18 - Diapositive

Tips bij het schrijven van een kort verhaal
5. Leer van de besten
Korte verhalen zijn al eeuwen populair bij schrijvers. Maak hier gebruik van en leer van anderen! Schrijvers als Roald Dahl, Raymond Carver, Edgar Allen Poe, F. Bordewijk en J.M.A. Biesheuvel worden geroemd om hun verhalen en door hun werken te bestuderen, leer je precies hoe je een kort verhaal moet opbouwen.

Tip: analyseer een aantal korte verhalen door te markeren hoeveel zinnen gewijd worden aan personages, omgeving en plot, en door op te schrijven wat het conflict is en hoe er naar de ontknoping toegewerkt wordt. 

Slide 19 - Diapositive

Do’s en don’ts van een kort verhaal
Do: Houd het kort en krachtig
Do: Creëer maar één hoofdpersoon
Do: Beschrijf één probleem of conflict
Do: Houd het bij één setting
Don’t: Het verhaal zien als een korte roman
Don't: Experimenteren met tijd
Don't: Geen einde schrijven


Klik hier voor meer informatie

Slide 20 - Diapositive

Voorbeelden
In de onderstaande dia's vind je een aantal gedichten uit een bundel gemaakt door een leerling (let op: er zitten hier en daar een paar spelfoutjes in). 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive