Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets hoofdstuk 2
Slide 1 - Diapositive
Wat betekent rechtsstaat?
Slide 2 - Question ouverte
Wat zijn de drie voorwaarden (uitgangspunten) van een rechtsstaat? Noem ze alle drie en leg ze uit.
Slide 3 - Question ouverte
Waarom zijn rechters in een rechtsstaat onafhankelijk?
Slide 4 - Question ouverte
Leg uit wat wordt bedoeld met 'checks and balances'.
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Het artikel gaat over zowel rechtshandhaving als rechtsbescherming. Leg aan de hand van de bron het verschil tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming uit.
Slide 7 - Question ouverte
Joe Biden zei dat hij de hoeveelheid bewijs in de zaak "overweldigend" vond en vertelde te bidden voor het "juiste vonnis". Past deze uitspraak binnen een rechtsstaat?
Slide 8 - Question ouverte
I. Sociale grondrechten zijn rechten die bij de rechter zijn af te dwingen. II. Klassieke grondrechten zijn rechten die door de overheid worden gegarandeerd.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 9 - Quiz
Welke van de beweringen is of zijn juist? I. Als de rechter een geldboete of taakstraf oplegt, is er sprake van een schikking. II. De officier van justitie beslist of een verdachte voor de rechter moet verschijnen.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 10 - Quiz
Als drugsdealer kunnen jongeren veel geld verdienen. Dat geld besteden ze vaak aan dure kleding, sieraden, uitgaan en een patserige auto. Welke theorie over de oorzaken van crimineel gedrag verklaart het beste waarom ze dealer worden? Leg je antwoord uit.
Slide 11 - Question ouverte
Een winkeldief die voor de eerste keer voor diefstal is gearresteerd, krijgt van de rechter vier weken voorwaardelijke celstraf. Welke doelen van straffen spelen hierbij een belangrijke rol?
A
Vergelding en afschrikking.
B
Beveiliging van de samenleving en vergelding.
C
Wraak en vergelding.
D
Beveiliging van de samenleving en afschrikking.
Slide 12 - Quiz
Binnen het strafrecht bedoelen we met het voorkomen van eigenrichting dat:
A
de officier van justitie niet zelf mag bepalen welke straf een verdachte krijgt.
B
de officier van justitie de rechter stuurt bij het bepalen van de strafmaat.
C
de rechter zelf de strafmaat mag bepalen.
D
burgers het recht niet in eigen hand gaan nemen.
Slide 13 - Quiz
Wie behoort tot het Openbaar Ministerie?
A
De officier van justitie.
B
De advocaat.
C
De politie.
D
De rechter.
Slide 14 - Quiz
Op basis van welke redenen kan de Officier van Justitie besluiten om een zaak te seponeren? Noem minimaal twee redenen.
Slide 15 - Question ouverte
Een stel zit in een scheiding en de vrouw eist het huis op, omdat zij daar meer geld aan heeft uitgegeven. Onder welk rechtsgebied valt deze rechtszaak?
A
Publiekrecht
B
Privaatrecht
Slide 16 - Quiz
Vrijheid van meningsuiting is een voorbeeld van een:
A
Klassieke grondrecht.
B
Sociale grondrecht.
Slide 17 - Quiz
Recht op onderwijs is een voorbeeld van een:
A
Klassieke grondrecht.
B
Sociale grondrecht.
Slide 18 - Quiz
Ik ben goed voorbereid op de toets in de SE-week.
😒🙁😐🙂😃
Slide 19 - Sondage
Ik kan nu een antwoord geven op de vraag zoals we dat in de les hebben geoefend.