Oefentoets H2 Rechtsstaat havo

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Oefentoets hoofdstuk 2

I. Sociale grondrechten zijn rechten die bij de rechter zijn af te dwingen.
II. Klassieke grondrechten zijn rechten die door de overheid worden gegarandeerd.

1. I is juist, II is onjuist.
2. I is onjuist, II is juist.
3. I en II zijn beide juist.
4. I en II zijn beide onjuist.

Wat betekent rechtsstaat?

Wat zijn de drie voorwaarden (uitgangspunten) van een rechtsstaat? Noem ze alle drie en leg ze uit.

Hoe zorgen voor onafhankelijke rechters in een rechtsstaat?

De officier van justitie eiste een hogere straf dan de rechter uiteindelijk gaf.
De rechter kan afwijken van de eis van de officier van justitie omdat:

1. rechters elke straf mogen geven die zij maar willen.
2. de twee verdachten ontkenden.
3. de officier van justitie onafhankelijk is.
4. de rechter onafhankelijk is.

Het artikel gaat over zowel rechtshandhaving als rechtsbescherming. Leg aan de hand van de bron het verschil tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming uit.

Noem een argument voor en tegen een juryrechtsspraak

Welke van de beweringen is of zijn juist?
I. Als de rechter een geldboete of taakstraf oplegt, is er sprake van een schikking.
II. De officier van justitie beslist of een verdachte voor de rechter moet verschijnen.

1. I is juist, II is onjuist.
2. I is onjuist, II is juist.
3. I en II zijn beide juist.
4. I en II zijn beide onjuist.

Als drugsdealer kunnen jongeren veel geld verdienen. Dat geld besteden ze vaak aan dure kleding, sieraden, uitgaan en een patserige auto.
Welke theorie over de oorzaken van crimineel gedrag verklaart het beste waarom ze dealer worden? Leg je antwoord uit.

Een winkeldief die voor de eerste keer voor diefstal is gearresteerd, krijgt van de rechter vier weken voorwaardelijke celstraf.
Welke doelen van straffen spelen hierbij een belangrijke rol?

1. Vergelding en afschrikking.
2. Beveiliging van de samenleving en vergelding.
3. Wraak en vergelding.
4. Beveiliging van de samenleving en afschrikking.

Binnen het strafrecht bedoelen we met het voorkomen van eigenrichting dat:

1. de officier van justitie niet zelf mag bepalen welke straf een verdachte krijgt.
2. de officier van justitie de rechter stuurt bij het bepalen van de strafmaat.
3. de rechter zelf de strafmaat mag bepalen.
4. burgers het recht niet in eigen hand gaan nemen.

Wie behoort tot het Openbaar Ministerie?

1. De officier van justitie.
2. De advocaat.
3. De politie.
4. De rechter.

Op basis van welke redenen kan de Officier van Justitie besluiten om een zaak te seponeren? Noem minimaal twee redenen.

Een stel zit in een scheiding en de vrouw eist het huis op, omdat zij daar meer geld aan heeft uitgegeven. Onder welk rechtsgebied valt deze rechtszaak?

1. Publiekrecht
2. Privaatrecht

Vrijheid van meningsuiting is een voorbeeld van een:

1. Klassieke grondrecht.
2. Sociale grondrecht.

Recht op onderwijs is een voorbeeld van een:

1. Klassieke grondrecht.
2. Sociale grondrecht.

Wat is een onderdeel van een requisitoir?

1. de aanklacht
2. strafeis
3. pleidooi
4. vonnis

Wilders moest voor de rechter verschijnen voor zijn uitspraak over 'minder Marokkanen'. Om welke botsende grondrechten ging het en hoe is dat een uiting van de Trias Politica?

Het gerechtshof oordeel net als de dat Wilders schuldig is aan groepsbelediging. Als de officier het niet eens is, wat kan hij dan nog doen?

1. Wraking
2. Naar de Rechtbank
3. In cassatie
4. de hoge raad

Welke van de volgende beweringen is of zijn juist?
I. Het gebruik van digitale technologie brengt risico’s mee voor de veiligheid en rechten van burgers in een rechtsstaat.
II. Het gebruik van algoritmes in de opsporing van strafbare feiten is in Nederland verboden.

1. I is juist, II is onjuist
2. 1 is onjuist, II is juist
3. I en II zijn juist
4. I en II zijn onjuist

Welke van de beweringen is of zijn juist?
I. In Nederland is uitlokking als methode voor het opsporen van crimineel gedrag toegestaan.
II. Wetsovertreders lokken met een lokmiddel mag alleen als gewone opsporing geen verdachte heeft opgeleverd.

1. I I is juist, II is onjuist
2. I is onjuist, II is juist
3. I en II zijn juist
4. I en II zijn onjuist

Noem een argument voor en tegen een juryrechtsspraak

Ik ben goed voorbereid op de toets in de SE-week.

😒🙁😐🙂😃

Ik kan nu een antwoord geven op de vraag zoals we dat in de les hebben geoefend.

😒🙁😐🙂😃

Ik vond deze manier van oefenen erg nuttig.

😒🙁😐🙂😃