Oefentoets taalactief 4 thema 2 groep 6

Oefentoets 
thema 2 groep 6
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets 
thema 2 groep 6

Slide 1 - Diapositive

Ik kan:
  • Het goede voorzetsel in een zin kiezen.
  • De stam van een werkwoord vinden en dit werkwoord in de verleden tijd vervoegen.
  • Een zin in een ander getal zetten en de persoonsvorm vinden.
  • Een afkorting in woorden schrijven.

Slide 2 - Diapositive

Het goede voorzetsel in een zin kiezen.
Een voorzetsel staat vóór het waar- of wanneerdeel van de zin.

In de zinnen past één voorzetsel het beste.

Slide 3 - Diapositive

Op de fiets rijd ik buiten/onder/naast/tijdens mijn vriend
A
buiten
B
onder
C
naast
D
tijdens

Slide 4 - Quiz

De stam van een werkwoord vinden en dit werkwoord in de verleden tijd vervoegen.

De stam van een werkwoord is het hele werkwoord -en.
Je vervoegt een werkwoord door de ik-vorm + de uitgang te schrijven.
Je kiest -te/-ten bij de medeklinkers van 't kofschip

Slide 5 - Diapositive

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
De mensen dansen in de zaal.

Slide 6 - Question ouverte

Een zin in een ander getal zetten en de persoonsvorm vinden.
Je verandert het getal. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm:

Ik loop door een regenachtige stad.
Wij lopen door een regenachtige stad.
ik loop, wij lopen

Slide 7 - Diapositive

Verander het getal:
De honden blaffen naar elkaar.

Slide 8 - Question ouverte

Een afkorting in woorden schrijven.
Er zijn twee soorten afkortingen. Met één woord of meer.

a.u.b. = alstublieft
dec. = december
j.l. = jongstleden
ma. = maandag

Slide 9 - Diapositive

Schrijf de afkorting uit:
Wij fietsen zeven min. naar school

Slide 10 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
Acht honden plassen in het gras.

Slide 11 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de verleden tijd:
Het paard draaft in de wei.

Slide 12 - Question ouverte

Verander het getal:
De meeuw loopt op het strand.

Slide 13 - Question ouverte

Verander het getal:
Het kind vraagt om hulp.

Slide 14 - Question ouverte