K2C 30 november

Welkom K2C!
Vandaag: maandag 30 november
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom K2C!
Vandaag: maandag 30 november

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • Samenvatting leerstof
  • Bespreken van het huiswerk
  • Aan de slag
  • Tot slot

Slide 2 - Diapositive

Deel 1: Hoofdzaken en bijzaken

Hoofdzaken: de belangrijkste informatie in een tekst.


Bijzaken: gaat in op de belangrijkste informatie uit een tekst of wat helemaal niet belangrijk is.

Slide 3 - Diapositive

Hoofdzaken en bijzaken

Hoofdzaken: wielersport, atletiek, watersport, wintersport. 


Bijzaken: bijvoorbeeld watersport
duiken, zwemmen, waterpolo. 

Slide 4 - Diapositive

Hoe zie je een hoofdzaak in een tekst?
  • Het belangrijkste uit de alinea. 
Grootste hoofdzaak
Dit is het thema van de tekst. De hele tekst heeft als onderwerp 'de teek'.
Hoofdzaak
De titel van dit kopje is: het leven van een teek. De zin daaronder vertelt de hoofdzaak van deze alinea. Dit is het belangrijkste van de hele alinea.
Hoofdzaak
Deze zin vat de alinea samen. Dit zie je aan het woordje 'dus'. Wat samengevat is, is altijd belangrijk. Zo zie je dat dit een hoofdzaak is.

Slide 5 - Diapositive

Hoe zie je een bijzaak in een tekst?
  • Zaken die ingaan op het belangrijkste van de alinea.
Bijzaak
Teken vallen niet uit bomen. Dat is een bijzaak. Het vertelt iets over hoe een teek leeft. Het is niet per se het belangrijkste in deze alinea. Teken komen in het hele land voor en ze zitten vooral in hoog gras, op struiken, varens of tussen dode bladeren. Dit is in een zin belangrijker dan de onderstreepte zin.
Bijzaak
Ongeveer een op de vijf teken is besmet. Dit zegt iets over het gevolg van een tekenbeet. De tekenbeet zelf is de hoofdzaak. Deze zin is een feit over de hoofdzaak.

Slide 6 - Diapositive

Deel 2: Samenhang in teksten
Zinnen en alinea's staan niet zomaar in een tekst.
  • Bepaalde volgorde
  • Iets met elkaar te maken


Om dit in een tekst te zien, worden er signaalwoorden gebruikt. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Verschillende verbanden 
  • Opsomming: eerst, vervolgens, ook, daarnaast, en, verder.
  • Tegenstelling: maar, echter, hoewel, toch.
  • Reden: omdat


Misschien ken je deze nog...
  • Oorzaak-gevolg: want, daardoor
  • Doel-middel: om
  • Voorbeeld: bijvoorbeeld, zoals

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld tegenstelling


In het weekend heb ik een baantje, maar door de week heb ik daarvooor geen tijd.

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld opsomming

Ik ga eerst naar school, vervolgens ga ik huiswerk maken, ten slotte kijk ik nog een half uurtje televisie.

Slide 11 - Diapositive

Bespreken van het huiswerk
Opdracht 2 op bladzijde 66

Slide 12 - Diapositive

Oefenen
  1. Je gaat naar de website: www.jufmelis.nl
  2. Je gaat naar rechts naar extra
  3. Klik op opsomming

Maken: 
  • Tekstverband opsomming 1 
  • Tekstverband tegenstelling 1 
  • Tekstverband voorbeeld 1 
  • Opsomming of tegenstelling 1



Heb je een vraag?
Steek je vinger op.

Klaar?
Kom bij mijn bureau.

Slide 13 - Diapositive

Lees en luister naar de tekst.

Slide 14 - Diapositive

Wat voor soort tekst is dit?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het onderwerp van de tekst? (grootste hoofdzaak)

Slide 16 - Question ouverte

Waarvan zijn één ei en één beschuit een opsomming?

Slide 17 - Question ouverte

In welke volgorde staat de bereiding?
A
in volgorde van stappen die je moet uitvoeren
B
in volgorde van moeilijkheid
C
in volgorde waarin de ingrediënten zijn opgesomd
D
in willekeurige volgorde

Slide 18 - Quiz

Tot slot
  • Morgen oefenblad maken
  • Maandag 7 december heb je de toets

Slide 19 - Diapositive