Stoffen en Materialen: Stofeigenschappen

Stoffen sorteren.
We sorteren de stoffen in de natuurwetenschappen op stofeigenschappen. 
Stofeigenschappen zijn de eigenschappen waar je een stof aan kunt herkennen zoals: geur, kleur, smaak en brandbaarheid.

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Stoffen sorteren.
We sorteren de stoffen in de natuurwetenschappen op stofeigenschappen. 
Stofeigenschappen zijn de eigenschappen waar je een stof aan kunt herkennen zoals: geur, kleur, smaak en brandbaarheid.

Slide 1 - Diapositive

Benzine ruik je goed, maar verdooft je zenuwstelsel.
Aan de kleur van de banaan weten we wanneer hij rijp is om te eten. 

Slide 2 - Diapositive

Stofeigenschap?
WEL
NIET
kleur
smeltpunt
geur
kookpunt
vorm
massa
brandbaarheid
bestand tegen zuren
giftig
smaak
oplosbaarheid
temperatuur
tijd

Slide 3 - Question de remorquage

Melk
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 4 - Quiz

Schone lucht is een
A
mengsel
B
zuivere stof

Slide 5 - Quiz

Zuivere stof
Zuivere stof
Mengsel

Slide 6 - Question de remorquage

Slide 7 - Diapositive

Uit welke twee soorten stoffen bestaat een emulsie meestal
A
Water en kleurstof
B
Olie en zeep
C
Zeep en water
D
Olie en water

Slide 8 - Quiz

dit mengsel is:
het is dus een:
dit mengsel is:
het is dus een:
helder
troebel
oplossing
suspensie

Slide 9 - Question de remorquage

Een suspensie is een
A
Mengsel van twee vloeistoffen
B
Mengsel van twee vaste stoffen
C
Mengsel van een vloeistof en een vaste stof
D
Een zuivere stof

Slide 10 - Quiz

Een suspensie
A
Bestaat uit één stof
B
Is altijd troebel
C
is altijd helder
D
Ontmengt niet

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Sleep de termen naar de juiste plaats op de pH schaal.
zuur
neutraal
basisch

Slide 14 - Question de remorquage

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

De ____________ van een stof geeft aan hoe zuur iets is. Je kunt dit aflezen op een  ____________ . De pH van 7 is  ____________ . Hoe lager de pH van een stof is, hoe  ____________  de stof is. Als een stof een pH boven de 7 heeft, noem je dit  ____________ . 
zuurgraad
pH-schaal
neutraal
zuurder
basisch

Slide 17 - Question de remorquage

Wat betekent deze pictogram?
A
Corrosief
B
Giftig
C
Schadelijk
D
Dodelijk

Slide 18 - Quiz

Wat betekent dit veiligheidspictogram?
A
giftig
B
irriterend
C
corrosief
D
bijtend

Slide 19 - Quiz

Legeringen worden vaak toegepast als materiaal. Wat is een legering? Een legering is:
A
een mengsel van metalen
B
een mengsel van ijzererts en koolstof
C
een mengsel van ijzererts en kopererts
D
een mengsel van kunststoffen en metalen

Slide 20 - Quiz

Wat is het voordeel van legeringen ten opzichte van zuivere metalen?
A
legeringen zijn harder
B
legeringen zijn zachter
C
zuivere metalen zijn goedkoper

Slide 21 - Quiz

Wat is de afkorting
van de atoomsoort Koper?
A
Cl
B
Au
C
Fe
D
Cu

Slide 22 - Quiz

Wat is de afkorting
van de atoomsoort Stikstof?
A
S
B
N
C
O
D
H

Slide 23 - Quiz

Zet op volgorde van groot naar klein
molecuul
stof
atoom

Slide 24 - Question de remorquage

Uit welke atoomsoorten bestaat CO2

Slide 25 - Question ouverte

Wat is een voorbeeld van recyclen?
A
Een auto verkopen op Marktplaats
B
Een boodschappentas vaker gebruiken
C
Glas omsmelten tot nieuwe flessen
D
Je oude kleren inleveren voor een 3e wereldland

Slide 26 - Quiz

Wat betekent recyclen?
A
Opnieuw gebruiken van producten
B
Iets nieuws van maken van de grondstoffen
C
Verbranden van afval
D
Afval op een stortplaats gooien

Slide 27 - Quiz

Bij welke afvalsoort hoort
een lege batterij?
A
KCA
B
GFT
C
PMD
D
Rest

Slide 28 - Quiz

Wat wordt er gemaakt van GFT-afval?
A
klei
B
beton
C
compost
D
karton

Slide 29 - Quiz

Hiernaast zie je een plastic drinkflessen. Wat is dit
A
Thermoharder
B
Thermoplast

Slide 30 - Quiz

Als je een thermoplast verwarmt,
dan ...
A
... blijft de vorm intact
B
... wordt het materiaal vervormbaar
C
... wordt het materiaal breekbaar
D
... verbrandt de stof

Slide 31 - Quiz