woordenschat Strux hoofdstuk 3 een maaltijd bereiden

Hoe was je vakantie?
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Hoe was je vakantie?

Slide 1 - Diapositive

Wat is niet 
waar?
A. Ik ben naar de bioscoop geweest.
B. Ik heb in het bos gewandeld.
C. Ik heb een cursus pottenbakken gedaan.

Slide 2 - Diapositive

Indeling Praktijklessen 
3 maart: Vrij - Rosenmontag
10 maart: Rekenen & voorbereiden bezoek museum
11 maart: Bezoek Museumfabriek
17 maart: Bibliotheek Enschede
24 maart:
31 maart:


Slide 3 - Diapositive

Waar denk je aan bij het bereiden
(klaarmaken) van een maaltijd?

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

een pan met een dikke bodem en een deksel heet een .......................
A
braadpan
B
steelpan
C
koekenpan
D
ovenschaal

Slide 6 - Quiz

De rijst wordt goed droog als je de rijst laat ....................................
A
koken
B
stoven
C
afgieten
D
uitdampen

Slide 7 - Quiz

De salade wordt mooi gemaakt met komkommer en tomaat. Dit noemen we................................
A
gratineren
B
garneren
C
stoven
D
serveren

Slide 8 - Quiz

...........................is vlees op een laag vuur gaar laten worden.
A
grillen
B
uitdampen
C
stoven
D
wokken

Slide 9 - Quiz

Je krijgt mooie strepen op vlees, als je het..............................
A
stooft
B
grilt

Slide 10 - Quiz

Met de ..................schep ik de soepballetjes uit de soep.
A
schuimspaan
B
pollepel
C
pannenlikker

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

De soep is dun, daarom doe ik er wat maizena bij, hoe heet dit?
A
wokken
B
grillen
C
binden
D
stomen

Slide 13 - Quiz

Het fijn snijden van een ui noemen we .............................................
A
snipperen
B
fruiten
C
roeren
D
mengen

Slide 14 - Quiz

Het eimengsel in de pan verandert in een vaste stof. Dit noemen we ...............
A
grillen
B
stollen
C
wokken
D
binden

Slide 15 - Quiz

Een ander woord voor roerbakken is...................
A
koken
B
grillen
C
bakken
D
wokken

Slide 16 - Quiz

In de oven een bruin korstje op een gerecht maken, noemen we ................
A
roerbakken
B
wokken
C
gratineren
D
koken

Slide 17 - Quiz

Het zachtjes aanbakken van bijvoorbeeld uitjes, noemen we ........
(zonder dat het bruin wordt)
A
fruiten
B
gratineren
C
snipperen
D
stoven

Slide 18 - Quiz

MAKEN
Zoek online een recept waar minstens TWEE van de besproken begrippen in voorkomt.

Stuur dit recept naar mij toe via teams of mail.
Maak opdracht 11/12/13 op het werkblad.

Klaar?: Thema 4 Taalcompleet Online of leren toets H2.

Slide 19 - Diapositive