2. Je moet de waterkwaliteit kunnen bepalen van een sloot of rivier.
Vandaag:
Uitleg opdracht 2 en 3. (Waterkwaliteit leren bepalen).
Slide 18 - Diapositive
Wat is het gevolg voor het leven in deze sloot?
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Vidéo
Teeltvrije zone
1. Wat voorkom je met een teeltvrije zone?
2. Meststoffen zijn voedingsstoffen, deze zijn toch goed voor planten? Waarom is het dan toch slecht voor de sloot?
3. Waarom kunnen er door deze teeltvrije zone meer verschillende dieren in deze sloot leven?
Slide 21 - Diapositive
Waterpracticum
- Welke dieren er voorkomen en in welke hoeveelheden zegt iets over de kwaliteit van het water. - Hoe meer variatie hoe schoner het water!
- In dit practicum gaan we biotische en abiotische factoren van een sloot meten en daaruit de waterkwaliteit bepalen
- Klein verslag
Slide 22 - Diapositive
Ecosysteem
Een ecologische eenheid die bestaat uit een complex systeem van interacties tussen levende groepen (planten, dieren, schimmels en micro-organismen) en de omgeving waarin ze leven.
Ecosystemen hebben geen vaste grenzen; een meer op zich, een stroomgebied of een volledige regio kunnen beschouwd worden als een ecosysteem.
Slide 23 - Diapositive
Abiotische en biotische factoren
- Biotische factoren
- Abiotische factoren
Slide 24 - Diapositive
Abiotische en biotische factoren
- Biotische factoren: Effect van organismen op elkaar
- Abiotische factoren: milieufactor die geen biologische oorsprong heeft
Slide 25 - Diapositive
Tolerantiegrenzen voor abiotische factoren
Zuurgraad van slootwater
Slide 26 - Diapositive
Organismen leven op de plek waar de omstandigheden gunstig zijn om te leven. Dit gebied waar de biotische en abiotische omstandigheden gunstig zijn noem je de habitat van een organisme.
Slide 27 - Diapositive
Biotische factor met de meeste impact....
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Wat is het versterkte broeikas effect?
Slide 30 - Diapositive
koolstofkringloop
Slide 31 - Diapositive
Fossiele brandstoffen
Versterkte broeikaseffect veroorzaakt door verbranding fossiele brandstoffen> ontstaan uit planten en dierenresten van miljoenen jaar geleden
Bij verbranding van deze stoffen komt veel meer CO2 vrij dan van nature zou zijn
Slide 32 - Diapositive
Natuurlijk/versterkt broeikaseffect
(versterkt) broeikaseffect
Broeikasgevaar
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Vidéo
Extra oefening: Quiz
Slide 35 - Diapositive
Het organisme heeft geen bladgroenkorrels
A
Planten
B
Bacteriën, dieren of schimmels
Slide 36 - Quiz
Het organisme heeft een celkern in alle cellen
A
Bacteriën
B
Planten, dieren of schimmels
Slide 37 - Quiz
Het organisme heeft geen celwand om alle cellen
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren
Slide 38 - Quiz
Het dier is symmetrisch
A
eencelligen
B
holtedieren, wormen, stekelhuidigen
C
sponzen
D
weekdieren, geleedpotigen, gewervelden,
Slide 39 - Quiz
Het dier is tweezijdig symmetrisch
A
holtedieren
B
stekelhuidigen
C
wormen, weekdieren
D
gewervelden, geleedpotigen
Slide 40 - Quiz
Het dier heeft een skelet en is niet lang en dun
A
wormen
B
weekdieren, gewervelden, geleedpotigen
Slide 41 - Quiz
Het dier heeft een uitwendig skelet
A
weekdieren
B
gewervelden
C
geleedpotigen
Slide 42 - Quiz
Het skelet is een pantser
A
weekdieren
B
gewervelden
C
geleedpotigen
Slide 43 - Quiz
Het lichaam is gedeeltelijk opgebouwd uit segmenten