WERKWOORDSPELLING / tt, vt, vd

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoordspelling

Deze les leer je/herhaal je

Hoe werkwoorden worden vervoegd

Hoe je werkwoorden schrijft in de tegenwoordige tijd

Hoe je werkwoorden schrijft in de verleden tijd

Hoe je werkwoorden schrijft in de voltooide tijd

Werkwoorden....

komen in verschillende vormen in een zin voor. Hoe schrijf je de goede vorm? 

Daarvoor moet je altijd letten op het onderwerp in de zin: wie of wat doet iets? Het werkwoord dat daarbij hoort heet de persoonsvorm.

En je moet letten op de tijd waarin de zin wordt geschreven: nu of in het verleden?

Luister en kijk goed naar het filmpje en maak aantekeningen!  Over welke deelonderwerpen wordt uitleg gegeven? Schrijf op.

Welke deelonderwerpen werden er in het filmpje besproken?

Tegenwoordige tijd = nu

(varen) De visser _____ het meer op.

1. vaard
2. vaart
3. vaarde
4. vart

Deze week ___ onze keuken gerenoveerd.
(tegenwoordige tijd)

1. word
2. werd
3. wordt
4. werdt

Vinden - Tegenwoordige tijd
Hoe … je zus haar nieuwe school?

1. Vind
2. Vindt
3. Vond
4. Vondt

werkwoordspelling tegenwoordige tijd: wat is goed?

1. hij bediend
2. hij bedient
3. hij bediendt
4. hij bediende

Schrijf in de tegenwoordige tijd

1. vind
2. vint
3. vindt
4. vond

Vervoeg in de tegenwoordige tijd.

1. gebruikt
2. gebruikd
3. gebruikte
4. gebruiken

En nu de verleden tijd

In het Nederlands zijn er twee soorten werkwoorden: sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden

• Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. Bijvoorbeeld lopen --> liepen
• Zwakke werkwoorden houden dezelfde klank, maar er komt -te of -de achter: maken  --> maakten         vullen --> vulden

Welke werkwoordsvorm in de verleden tijd is juist?

De school ...............gisteren af.

1. brande
2. brandde
3. branden
4. brandden

Mijn neven.... niet op mij, toen ik te laat was.

1. wachtten
2. wachtte
3. wachten
4. wachte

Martine ............ (dansen) vorige week heel wild op het feest

1. dansde
2. dansden
3. danste
4. dansten

En nu alles door elkaar

Dus afwisselend tegenwoordige en verleden tijd.

De jager (doden .v.t.) het arme hertje

1. dode
2. doode
3. doodde
4. doodden

De politie (herkennen t.t.) de inbreken direct

1. herkent
2. herkend
3. herkendt
4. herkennt

Claudia (verfoeien t.t.) de lessen Nederlands

1. verfoeide
2. verfoeid
3. verfoeidt
4. verfoeit

De brandweer (doven t.t.) het vuur met schuim

1. doovt
2. dooft
3. dovt
4. doofde

De kerstman (beloven v.t.)

1. beloovde
2. belofde
3. beloofde
4. beloofte

(Begeleiden t.t.) jij je moeder op de piano

1. Begeleid
2. Begeleidt
3. Begeleit
4. Begeleidde

Nu voltooide tijd

voltooide tijd.......

...... wordt gebruikt als iets af is, klaar is.

Het voltooid deelwoord is geen persoonsvorm, want er moet altijd een andere werkwoord bij: meestal hebben of zijn.

               lopen: ik heb gelopen

               lezen: ik heb gelezen

Aan de slag:

Pak pen en papier.

Bekijk het volgende filmpje

schrijf zelf ook alle voltooid deelwoorden op van de werkwoorden uit de challenge. 

Succes!

Typ hier jouw voltooid deelwoorden bij de werkwoorden:

lopen, dansen, zwaaien, eten, sporten, halen, wandelen, lachen, knipogen, winnen

lopen

dansen

zwaaien

eten

sporten

halen

wandelen

lachen

knipogen

winnen

gelopen

gedanst

gezwaaid

gegeten

gesport

gehaald

gewandeld

gelachen

geknipoogd

gewonnen

Welk voltooid deelwoord is correct?
Ik heb heel hard naar school .... (rennen)

1. gerent
2. gerendt
3. gerend
4. gerende

welk voltooid deelwoord is correct?

Ik heb drie boeken ..... (noemen)

1. genoemt
2. genoemdt
3. genoemde
4. genoemd

Welk voltooid deelwoord is goed?
Ik ben gisteren naar Apeldoorn .....(verhuizen)

1. verhuisd
2. verhuist
3. verhuisde
4. verhuiste

Welk voltooid deelwoord is goed?

Ik heb de oude vrouw ..... (helpen)

1. geholpen
2. gehelpen
3. gehelpt
4. gehelpd

Ik was erg ......... over zijn reactie (verbazen)

1. verbaast
2. verbaasd
3. verbaasde
4. verbaaste

De kinderen hebben hun docent direct (herkennen)

1. herkende
2. herkendt
3. herkent
4. herkend

De spits heeft 3 keer (scoren)

1. gescoort
2. gescord
3. gescoord
4. gescoordt

Snappen jullie nu tt, vt en volt. deelwoord?

Oefenen: kort dagverslag

• Schrijf een kort verslag over een dag in de week (kies zelf welke dag )
• Schrijf op wat je die dag allemaal hebt gedaan. Maak minimaal 5 zinnen. 
• Let erop dat je goede zinnen maakt (met onderwerp en persoonsvorm).
• Let erop dat je de voltooide tijd gebruikt. 
• Onderstreep alle voltooid deelwoorden in je verslag.
• Sla je bestand op. Print het uit of mail het aan de docent.
•  Volgende les gebruiken we jullie teksten

wordwall.net