lesson 7

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs

Unit 5 - lesson 7

Upcoming tests

19 februari SO unit 5

5 maart hoofdstuktoets unit 5

Check SOM!

Plan of today

• What did we learn last time?
  
• Learning goal of today 
  
• Instruction 
  
• Get to work  
• HOT SEAT!
• Evaluation
  

Use the present continuous or the present simple:

(call) They ___________ the doctor every week.

Translate to English:
vla

Translate to Dutch:
as a matter of fact

Use the right tag:

You're not busy, ______ ?

1. are you
2. aren't you
3. am I
4. is he

Learning Goal

What is the learning goal of today?

• I can use tag questions to ask for confirmation.
• Ik kan korte vragen gebruiken om bevestiging te krijgen.

What do you know about the learning goal? 

Je bent op school, nietwaar? = You're at school, _______ ?

How are we going to reach the learning goal?

You will follow an instruction (5 minutes)

You will work on the worksheet exercises (20 min.)

Tag questions

Hij is aardig, hè?

Jij bent 14 jaar oud, nietwaar?

De café kan niet sluiten, toch?

He is nice, isn't he?

You are 14 years old, aren't you?

The café can't close, can it?

Tag questions

Een tag is een korte vraag aan het einde van de zin.

Je vraagt hiermee om bevestiging.

This food is bad for you, _________________

• Herhaal het hulpwerkwoord uit de zin in de tag.
  
• Staat er in de geen not: zet not in de tag.
  
• Staat er in de zin not: zet geen not in de tag
  
• Herhaal de persoon/het ding dat het hulpwerkwoord uitvoert

Wat wordt dan het antwoord?

Use the right tag:
She's a nice girl, ______ ?

1. is she
2. isn't she
3. are you
4. she is

Use the right tag:
They are not coming home, ______ ?

Get to work!

• Maak het werkblad (10 min.)

• Bij vragen steek je je hand op in stilte. De docent komt je helpen. 

• Na 10 min. gaan we het werk nakijken.

HOT SEAT!

• We gaan de woorden leren voor Engels.
  
• 1 Leerling zit op de stoel voor de klas, met de rug naar het scherm.
  
• Op het scherm krijgt de klas een Engels woord te zien uit het boek.
  
• De leerling ziet dit woord niet.
  

• De klas steekt zijn hand op om de leerling te helpen raden wat het woord is.
  
• Als je de beurt krijgt van de leerling geef je een hint zonder het woord te zeggen in het Engels EN Nederlands ('het is blauw', 'je kan het eten', ...)
  
• De leerling moet het woord raden en het in het Engels zeggen om te winnen.

rabbit food

waiter

crisps

EVALUATION

• What went well?

• What can go better?

• Did we reach the learning goal?