Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Quiz H2 Water
Pak allemaal je Ipad erbij!
Slide 1 - Diapositive
Waterdamp en stoom zijn gassen die je kunt zien.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Emma heeft twee droge schone glazen. In beide glazen giet Emma evenveel water. In één glas doet ze drie ijsblokjes bij het water. In het andere glas doet ze niets. Ze laat de glazen even staan. Dan pakt Emma het glas met de ijsblokjes. Dit glas is nat aan de buitenkant. Emma voelt nu aan het glas waarin alleen water zit. Dat glas is droog aan de buitenkant. Waar komt het water op de buitenkant van het glas met de ijsblokjes vandaan?
A
uit de ijsblokjes
B
uit het water
C
uit de lucht
D
van haar handen
Slide 3 - Quiz
Waterdamp en stoom zijn gassen die je kunt zien.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Petri en Samuel hebben een fles gevuld met zeewater. Dit zeewater gaan ze destilleren. Wat voor water krijgen Petri en Samuel als ze het zeewater hebben gedestilleerd?
A
schoon water dat nog gefiltreerd moet worden
B
schoon zeewater met zoute smaak
C
zout water dat niet drinkbaar is
D
zuiver water
Slide 5 - Quiz
Als de temperatuur ’s winters boven 0 °C stijgt, zie je water verschijnen op het ijs op sloten en plassen. Hoe heet die fase-overgang?
A
een opgeloste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden.
B
een vaste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden.
C
twee vaste stoffen van elkaar te scheiden.
D
twee vloeistoffen van elkaar te scheiden.
Slide 6 - Quiz
Waarom doet het waterbdrijf koolstof bij het zuiveren van oppervlaktewater?
A
om bacteriën te doden
B
Om chloor uit het water te halen
C
om stukjes uit het water te halen
D
Om zand uit het water te halenn
Slide 7 - Quiz
Wat is bezinken? Bezinken is een manier om:
A
een opgeloste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden.
B
een vaste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden.
C
twee vaste stoffen van elkaar te scheiden.
D
twee vloeistoffen van elkaar te scheiden.
Slide 8 - Quiz
Wat is geen fase van water ?
A
ijs
B
waterdamp
C
water
D
mist
Slide 9 - Quiz
Een ijsklontje. Welke fase is dit van water?
A
Vloeibaar
B
Gas
C
Vast
Slide 10 - Quiz
Een glaasje water. Welke fase is dit van water?
A
Vloeibaar
B
Gas
C
Vast
Slide 11 - Quiz
Een wolk. Welke fase is dit van water?
A
Vloeibaar
B
Gas
C
Vast
Slide 12 - Quiz
Stoom. Welke vorm is dit van water?
A
Water
B
Waterdamp
C
IJs
Slide 13 - Quiz
Wat is geen vorm van Neerslag
A
Rijp
B
IJzel
C
Dauw
D
Het is alle 3 wel een vorm van Neerslag.
Slide 14 - Quiz
Noem een overeenkomst tussen ijs en hagel.
Slide 15 - Question ouverte
Uit welke drie delen bestaat een vloeistofthermometer?
Slide 16 - Question ouverte
Welke eenheid word er in Nederland gebruikt voor temperatuur
A
Fahrenheit [ºF]
B
Celsius [ºC]
C
Kelvin [K]
Slide 17 - Quiz
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen (Bevriezen)
Slide 18 - Quiz
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen (Bevriezen)
Slide 19 - Quiz
Welke fase-overgang is er, wanneer je en gesmolten ijsje in de vriezer legt
A
Smelten
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Stollen (Bevriezen)
Slide 20 - Quiz
Bij de fase-overgang rijpen gaat water van ...
rijp
A
vast naar vloeibaar
B
gas naar vast
C
vloeibaar naar vast
Slide 21 - Quiz
Het kookpunt is een stofeigenschap.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Wat is het vriespunt en smeltpunt van water? v = vriespunt, s = smeltpunt