NaSk BK proefwerk H3

NaSk S2 gt

proefwerk hoofdstuk 3
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
naskVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

NaSk S2 gt

proefwerk hoofdstuk 3

Slide 1 - Diapositive

Bij een temperatuur van 15 °C is water een vaste stof.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Water dat door een filterzakje loopt, noem je een suspensie.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Verdampen is een ander woord voor bevriezen.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

De fase-overgang van water naar waterdamp heet condenseren.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

In water lossen alle stoffen op.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Troebel appelsap is een oplossing.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

De vloeistof in een thermometer zet uit als de temperatuur daalt.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Meer dan de helft van de aarde is bedekt met water.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Regenwater dat in een schoon glas is opgevangen, is veilig drinkwater.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Hoe dieper het grondwater zit, hoe beter het is gefilterd.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Hoe langer je water kookt, hoe hoger de temperatuur van het water wordt.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Bij zuivering van water kunnen bacteriën worden gedood door uv-straling.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Het smeltpunt van water en het vriespunt van water zijn hetzelfde (0 °C).
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Zeewater dat is gedestilleerd, is veilig drinkwater.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

De thee die je drinkt, is een mengsel.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Als de velletjes van een sinaasappel in vers sinaasappelsap naar de oppervlakte stijgen, dan heet dat bezinken.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Het is mogelijk om drinkwater te maken van oppervlaktewater.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Bij een vloeistofthermometer zit de schaalverdeling langs het reservoir.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

In water waar chloor bij wordt gedaan, blijven de bacteriën leven.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Afvalwater van huizen wordt vervoerd door het riool.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Buiten vriest het. Youri loopt van buiten een warme vochtige ruimte binnen. Zijn brillenglazen beslaan.
Welke fase-overgang is hier beschreven?

A
condenseren
B
smelten
C
stollen
D
verdampen

Slide 22 - Quiz

Wat is stollen?
Stollen is de fase-overgang:

A
van gas naar vloeistof
B
van vaste stof naar vloeistof
C
van vloeistof naar gas
D
van vloeistof naar vaste stof

Slide 23 - Quiz

In een fles zit een heldere donkerblauwe vloeistof. Je giet de vloeistof door een filter in een bekerglas.
Wat kun je zeggen over de vloeistof die in het bekerglas zit?

A
deze vloeistof is een oplossing
B
deze vloeistof is een suspensie
C
deze vloeistof is gedestilleerd

Slide 24 - Quiz

In de herfst liggen vaak bladeren boven op een putdeksel in de goot.
Hoe noem je de hoop bladeren?

A
het filtraat
B
het oplosmiddel
C
het residu

Slide 25 - Quiz

Rob en Karim drinken thee. De thee is erg warm. Rob doet een klontje suiker in zijn warme thee. Karim laat de thee in zijn kopje eerst afkoelen. Als de thee is afgekoeld, doet Karim er pas een klontje suiker in.
Bij wie lost de suiker het snelst op?

A
bij beiden gaat het oplossen even snel
B
bij Karim lost de suiker het snelst op
C
bij Rob lost de suiker het snelst op

Slide 26 - Quiz

Wat is filtreren?
Filtreren is een manier om:

A
een opgeloste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden.
B
een vaste stof en een vloeistof van elkaar te scheiden.
C
twee vaste stoffen van elkaar te scheiden.
D
twee vloeistoffen van elkaar te scheiden.

Slide 27 - Quiz

Welke stof is een zuivere stof?
A
drinkwater
B
koffie
C
suiker
D
thee

Slide 28 - Quiz

Wat krijg je als je zeewater op de juiste manier destilleert?
A
Je vangt vuil water op en houdt zeezout over.
B
Je vangt vuil water op waarin zeezout is opgelost.
C
Je vangt zuiver water op en houdt zeezout over.
D
Je vangt zuiver water op waarin zeezout is opgelost.

Slide 29 - Quiz

Het waterbedrijf maakt oppervlaktewater schoon. Dit doet het bedrijf om er goed drinkwater van te maken. Daarbij wordt ook een zeef gebruikt.
Waarvoor dient de zeef bij het zuiveren van water?

A
om bacteriën uit het water te halen
B
om chloor uit het water te halen
C
om stukjes vuil uit het water te halen
D
om zand uit het water te halen

Slide 30 - Quiz

In fles A zit een oplossing van zout in water. In fles B zit een suspensie. De vloeistoffen van fles A en fles B worden in een bekerglas bij elkaar gedaan. In het bekerglas zit nu een vloeistof waarin deeltjes zweven. Na een tijdje zakken er deeltjes naar beneden.
Wat zit er nu in het bekerglas?

A
een mengsel van een zure oplossing met een suspensie
B
een oplossing die niet helder is en een bezinksel
C
een suspensie waarin deeltjes bezinken
D
water waarin twee soorten zouten zijn opgelost

Slide 31 - Quiz

Schrijf 4 activiteiten op waarbij je thuis water gebruikt.

Slide 32 - Question ouverte

Schrijf drie redenen op waarom je niet alle soorten water veilig kunt drinken.

Slide 33 - Question ouverte

In grote, ondiepe pannen wordt zeewater gedaan. Dit water wordt verwarmd. Wat blijft er in de pan over als het water is verdampt?

Slide 34 - Question ouverte

Sam pakt twee glazen uit de kast. De glazen zijn schoon en droog. Sam giet in beide glazen evenveel frisdrank. Aan één glas frisdrank voegt hij drie ijsblokjes toe. In het andere glas doet hij niets. Hij laat de glazen even staan. Dan pakt hij het glas met de ijsblokjes. Dit glas is nat aan de buitenkant. Het glas zonder ijs is droog aan de buitenkant. Waar om wordt het glas met ijsblokjes aan de buitenkant nat en het andere glas niet?

Slide 35 - Question ouverte

Alles ingevuld?
Altijd invullen voor de bonuspunten!!

A
ja

Slide 36 - Quiz