Grammatica 2 les 4: OW en herhaling 1 t/m 3 Plot26

pv, zinsdelen, werkwoordelijk gezegde, onderwerp 

Grammatica 2 - Plot26 - les 4 en herhaling 1 t/m 3
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

pv, zinsdelen, werkwoordelijk gezegde, onderwerp 

Grammatica 2 - Plot26 - les 4 en herhaling 1 t/m 3

Slide 1 - Diapositive

De persoonsvorm is altijd een...
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 2 - Quiz

Wat is de pv in de zin: Ik vind wiskunde een moeilijk vak.
A
vind
B
ik

Slide 3 - Quiz

Wie is de belangrijkste persoon in de zin: Ik vind wiskunde een moeilijk vak.
A
vind
B
ik

Slide 4 - Quiz

pv en ow zijn 'best friends'. Ze horen bij elkaar. Hoe zie je dat?

Slide 5 - Question ouverte

Noem de pv en het ow: Wie heeft
de voetbalwedstrijd gewonnen?

Slide 6 - Question ouverte

Herhaling zinsdelen

- Je kunt een zin in stukjes verdelen. Dit zijn zinsdelen.

- Een zinsdeel kan bestaan uit één woord of uit een groepje woorden.

- Let op! Vóór de pv kan maar één zinsdeel staan!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Wat is de persoonsvorm?
De kleine jongen uit groep 8 gaat naar de brugklas.
A
gaat
B
de kleine jongen
C
de brugklas
D
groep 8

Slide 9 - Quiz

Zet in zinsdelen:
De kleine jongen uit groep 8 gaat naar de brugklas.
A
De/ kleine/jongen/uit groep 8/ gaat/ naar de brugklas.
B
De kleine jongen/ uit groep 8 / gaat/ naar de brugklas.
C
De kleine jongen uit groep 8 / gaat/ naar de brugklas.
D
De kleine jongen/ uit/ groep / 8/ gaat/ naar de brugklas

Slide 10 - Quiz

Zet deze zin 2x in een andere volgorde:
Wij gaan volgende week naar het Rijksmuseum.

Slide 11 - Question ouverte

Zet streepjes tussen de zinsdelen:
Wij gaan volgende week naar het Rijksmuseum.

Slide 12 - Question ouverte

Zet streepjes tussen de zinsdelen:
Mijn oma bakt vanavond een biefstuk.

Slide 13 - Question ouverte

Zet in zinsdelen:
Dit weekend gaan we naar de Efteling
A
Dit weekend/ gaan/ we/naar/ de Efteling
B
Dit/weekend/ gaan/we/naar/de Efteling
C
Dit weekend/gaan/we/naar de Efteling
D
Dit weekend gaan/we/naar de Efteling

Slide 14 - Quiz

Je weet nu van les 4: onderwerp
  • het onderwerp is 'hoofdpersoon' van de zin (1e rol > uitgedeeld door ww)
  • het onderwerp doet , ervaart en beleeft wat er in de zin gebeurt 
  • onderwerp en persoonsvorm zijn 'best friends', dus horen bij elkaar
  • als het onderwerp enkelvoud of meervoud is, staat de persoonsvorm ook in het enkelvoud of meervoud staat
  • het onderwerp kan een persoon of ding kan zijn en kort of lang (dus een zinsdeel van één of meer woorden)
  • het onderwerp staat soms (maar niet altijd) op de 1e plaats in de zin

Slide 15 - Diapositive

Les 5: lijdend voorwerp
  • lv heeft de tweede rol in de zin > uitgedeeld door het ww
  • het lv ondergaat de handeling
  •  VOORBEELD: Ik geef jullie een toets.
  • geef = pv;                                                                                                              ik = hoofdpersoon, dus ow > 1e rol uitgedeeld door ww;              er wordt IETS gegeven = zinsdeel dat de handeling     ondergaat, 'een toets' is dus lv > 2e rol uitgedeeld door ww

Slide 16 - Diapositive