GS samenvatting

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

De Grieken

- Griekse wereld

- Griekse Goden

- Griekse denkers 

- Besturen stadstaat 

- Atheense democratie 

Griekse wereld

- stadstaat/polis + koloniën

Eigen cultuur, wetten en bestuur

Begrippen:

Moederstad, handel, overbevolking, bondgenoot, polis

ter ere van Zeus

Begrippen:

Polytheïstisch

Monotheïstisch

 

Mythen +

Mythologie 

 Orakel 

Griekse denkers: Filosofie

1. Socrates hield zich vooral bezig met de vraag ‘wat is goed en wat is slecht?’

2. Plato, leerling van Socrates, vroeg zich af wat de beste manier was om een stadstaat te besturen. Hij bedacht dat filosofen dit het beste konden doen.

3. Aristoteles, leerling van Plato, verdiepte zich vooral in de natuur. Hij onderzocht dieren, planten en stenen om er zoveel mogelijk over te weten te komen. Ook ontwikkelde hij een manier van logisch nadenken waar hij beroemd mee is geworden.

Liefde voor wijsheid

Bestuur van een stadstaat

Monarchie: 

één regeert

 Erfelijk

nu bijna nergens 

Republiek:

 

één regeert

gekozen

heel veel vormen

Dictatuur:

 

één regeert

monarchie

of tirannie

Pos/neg

Aristocratie:

 

groep regeert

alleen adel

akkoord volk

Democratie

Griekse democratie:

Volksvergadering:

burgers:

20+

Vrij man

Atheens

 Regels bijvoorbeeld: schervengericht

Nederlandse democratie:

18+ en paspoort

De Grieken gingen koloniën starten om deze reden:

1. Ze hadden de boten ervoor
2. uit verveling
3. Overbevolking
4. Zoeken naar vruchtbare grond

De Olympische spelen werden voor deze god/godin gehouden:

1. Hera
2. Olympus
3. Zeus
4. Athene

Deze uitspraak is van Plato:

1. Het enige wat ik zeker weet, is dat ik niks weet.
2. Hij die niet zondigt, heeft geen behoefte aan wetten.
3. De mens is een politiek dier
4. Wat is goed en wat is slecht?

Dit heb je NIET nodig om een Griekse burger te zijn

1. Ouder dan 20 jaar
2. Man zijn
3. Genoeg geld
4. vrije Athener zijn

Poster: 

1) Naam en logo stadstaat.

2) Middel(en) van bestaan.

3) Kenmerken van jullie stadstaat .

4) Jullie stadsgod(in) en reden waarom juist deze god(in).

5) De filosoof die bij jullie stad hoort en reden waarom.

6) De bestuursvorm die bij jullie stadstaat hoort en waarom.

7) Uiterlijk: mooi, netjes met plaatjes/tekeningen = meer punten