Groep 8 5.3 herhaling thema 5

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

Taal Actief 4 

Thema 5 

Groep 8 

Herhaling 

Inhoud 

- Themawoorden thema Rampen

- Voltooid deelwoorden

- Gezegde, onderwerp, persoonvorm 

- Voltooide & onvoltooide tijd

- Verwijswoorden

herhaling

Het werkwoordelijk gezegde!

1. Wat is het gezegde in de volgende zin? De bewoners van Eindhoven gingen met z'n alle staken.

1. staken
2. gingen
3. gingen staken
4. de bewoners

2. Wat is het gezegde in de volgende zin? De bewoners werden naar de veilige plek gebracht.

1. werden
2. gebracht
3. veilige
4. werden gebracht

3. Wat is het gezegde in de volgende zin? Uiteindelijk werden wel 15 huizen leeggepomt.

1. werden leeggepomt
2. uiteindelijk
3. huizen
4. leeggepomt

4. Wat is het gezegde in de volgende zin: Mijn broer is vandaag met de trein naar mij toegekomen.

1. mijn broer
2. is
3. is gekomen
4. met de trein

5. Uit welke woordsoorten bestaan een zin die in onvoltooide tijd staat?

1. Werkwoorden in de verleden tijd
2. De werkwoorden hebben of zijn en een voltooid deelwoord
3. Een zin in de tegenwoordige tijd
4. Een zin in de verleden tijd

6. Waar staat de zin in de onvoltooide tijd?

1. Buurman zet zijn huis te koop.
2. De buurman heeft zijn huis te koop gezet.

7. Waar staat de zin in de onvoltooide tijd?

1. Zijn aanvraag is afgewezen.
2. Hij wijst de aanvraag af.

8. In welke tijd staat de volgende zin:
Mijn moeder is gisteren op bezoek naar mijn oma gegaan.

1. Voltooide tijd
2. Onvoltooide tijd

Verwijswoorden

• Dat verwijst naar een HET - woord 
• Die verwijst naar een DE - woord
• Wat verwijst naar woorden over een hoeveelheid, de overtreffende trap of een zin

9. Wat is het goede verwijswoord?
Hij is geoloog, .....hij altijd al wilde worden.

1. dat
2. dit
3. wat
4. die

10. Wat is het goede verwijswoord? Het onderzoek...hij nu doet, gaat over aardbevingen.

1. wat
2. dat
3. die
4. dit

11. Wat is het goede verwijswoord?
De stenen.....hij meeneemt, gebruikt hij voor het onderzoek.

1. wat
2. dit
3. die
4. dat

12. Welk verwijswoord hoort op de lege plaats in de volgende zin?
Het hoogste ... nog overeind staat.

1. Die
2. Dat
3. Wat

woordenschat

13. Wat is een geoloog?

1. Het middelpunt van een orkaan
2. Een persoon die bewegingen van de aardkorst onderzoekt
3. Iemand die de rampen onderzoekt

14. Welke 2 zinnen passen bij een lagedrukgebied?

1. Het is een gebied in de lucht
2. Het is een gebied op de grond
3. Het is er vaak mooi weer
4. Het is er vaak slecht weer

Wat betekent het hazepad kiezen?

1. op zoek gaan
2. vuchten
3. aankomen
4. op pad gaan