Les 7

Hoe zat het ook alweer?
Welk woord hoort bij de volgende omschrijving?
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalSpeciaal OnderwijsLeerroute 7

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoe zat het ook alweer?
Welk woord hoort bij de volgende omschrijving?

Slide 1 - Diapositive

Soorten huizen waar je in kan wonen.
A
Huisvesting
B
Ingrijpend
C
De epidemie
D
De kinderrechten

Slide 2 - Quiz

Alles zelf moeten doen.
A
Ingrijpend
B
Hoe dan ook
C
Er alleen voor staan
D
Minachten

Slide 3 - Quiz

Veel waardering voor iets of iemand hebben.
A
Minachten
B
De kinderrechten
C
Ter plekke
D
Respecteren

Slide 4 - Quiz

Ongeveer
A
Circa
B
Ter plekke
C
Ingrijpend
D
Hoe dan ook

Slide 5 - Quiz

Lesdoel
Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.

Slide 6 - Diapositive

Dit moet je weten
Alle werkwoorden die in een zin horen vormen samen het werkwoordelijk gezegde.

Een van de werkwoorden is de persoonsvorm.

Het werkwoordelijk gezegde zegt wat er in een zin is gedaan of wordt gedaan.

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
Ik heb gisteren een mooie film over kinderrechten gezien.

We moeten kinderen beschermen tegen discriminatie.

Slide 8 - Diapositive

Zelf doen
Verzin een zin die begint met:

Ik heb gisteren...

Schrijf het deel wat je zelf verzonnen hebt op je wisbordje.
Laat het zien wanneer de meester het zegt.

Slide 9 - Diapositive

Eerst proberen
  1. Kaya wil graag buiten zitten.
  2. Op school heeft Kaya niets verteld.
  3. We moeten mensen met aids ter plekke helpen.

Zoek in elke zin het werkwoordelijk gezegde.
Schrijf het op je wisbordje.
Laat het zien wanneer de meester het zegt.

Slide 10 - Diapositive

Eerst proberen
  1. Kaya wil graag buiten zitten.
  2. Op school heeft Kaya niets verteld.
  3. We moeten mensen met aids ter plekke helpen.

Zoek in elke zin het werkwoordelijk gezegde.
Schrijf het op je wisbordje.
Laat het zien wanneer de meester het zegt.

Slide 11 - Diapositive

Aan de slag
Heb je een fout? Je maakt opdracht 1 en 2.
Heb je alles goed? Je maakt opdracht 2 en 3.

Slide 12 - Diapositive