GR5 TH2-W4-L19

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

Taal groep 5 

Thema 2 - Week 4 - Les 19

Op tafel:

• Taalboek
• Schrift en potlood
• Wisbordje en stift

Doel:

Ik kan de voegwoorden en, maar, of en want gebruiken om twee zinnen aan elkaar te maken.

Een voegwoord is een verbindingswoord:

het wordt gebruikt om van 2 zinnen 1 zin te maken

Wat is een voegwoord?

Hij eet het brood niet op.

Hij vindt kaas niet lekker.

Hij eet het brood niet op, want hij vindt kaas niet lekker.

En

Geeft aan dat iets op hetzelfde moment gebeurt of 

geeft een opsomming aan:

Ik geef een taalles aan groep 5 en ik geef ook een taalles aan groep 6.

Maar

Geeft aan dat iets anders is:

Ik geef nu een taalles aan groep 5 maar juf Melissa geeft een rekenles aan groep 6.

Want

Geeft aan waarom iets gebeurt:

Ik geeft een taalles aan groep 5 want ik wil jullie graag iets leren over voegwoorden.

Of

Geeft aan dat er een keuze is uit 2 dingen:

Willen jullie liever rekenen of taal?

IK

Ik drink geen siroop. Ik drink wel water.

Wij

Ik drink geen koffie. Ik drink ook geen chocolademelk.

Jullie

In tweetallen

• Gooi met de dobbelsteen
• Maak een zin met het voegwoord dat je gooit en schrijf die op je blaadje

1 = en

2 = maar

3 = of

4 = want

5 = maar

6 = of

Jij

Schrijf het goede voegwoord op je wisbordje

School is dicht .................... het is een studiedag.

en      maar        want        of

Zullen we gaan zwemmen .................zullen we gaan voetballen?

Nog een keer

en      maar        want        of

Laatste keer

Ik houd van chocola........................ik eet het niet te vaak.

en      maar        want        of