Lees de vragen goed en check voordat je de toets inlevert of je alle vragen gemaakt hebt. Typ duidelijk a., b. en c. als je meerdere antwoorden moet geven bij een vraag.
Succes! Sluit de toets af door op het kruisje te klikken en daarna op afsluiten.
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
mavo/havo 1
REP H3: Gambia
Lees de vragen goed en check voordat je de toets inlevert of je alle vragen gemaakt hebt. Typ duidelijk a., b. en c. als je meerdere antwoorden moet geven bij een vraag.
Succes! Sluit de toets af door op het kruisje te klikken en daarna op afsluiten.
Slide 1 - Diapositive
a Noteer twee kenmerken van het klimaat van Gambia. b Noteer twee landschappen die voorkomen in Gambia. c Welk klimaat heeft Gambia?
Slide 2 - Question ouverte
Zet a tot en met d op je blad. Kies steeds het juiste woord. a In Gambia spreken de meeste mensen hun stamtaal / Engels / beide. b Bij de overheid en in het onderwijs wordt hun stamtaal / Engels / beide gebruikt. c Dat bespaart / kost extra geld. d Gambianen die willen studeren of werken in het buitenland kunnen zich dus goed / slecht verstaanbaar maken.
Slide 3 - Question ouverte
a Wat betekent de afkorting bnp? b Het bnp is een gemiddelde dat geldt voor het hele land. Toch kunnen er binnen een land grote verschillen in het bnp zijn. Hoe kan dat?
Slide 4 - Question ouverte
Wat is een kolonie?
A
Gebied dat in bezit is van een ander land
B
Gebied in een ander werelddeel dat in het bezit is van een ander land
C
Gebied in een ander werelddeel dat in bezit is van een Europees land
D
Gebeid dat graag onafhankelijk wil worden
Slide 5 - Quiz
Welke zinnen zijn juist? A Landen met een laag inkomen hebben ook een laag analfabetismecijfer B Landen met een laag inkomen hebben een lage artsendichtheid C De Harmattan brengt droge, stoffige lucht uit het Noordwesten D De westkust van Afrika werd vroeger de slavenkust genoemd
A
B-C-D
B
B-D
C
A-B-C-D
D
A-B
Slide 6 - Quiz
Sleep het getal steeds naar het goed woord!
1. In Nederland is de artsendichtheid hoog / laag.
2. In Gambia ligt de zuigelingensterfte lager / hoger dan in Nederland.
3. Nederland heeft een laag / hoog analfabetismecijfer.
4. Gambia heeft een hoog / laag ontwikkelingspeil vergeleken met Nederland.
Beoordeel de stellingen.
Hoog
Laag
Hoog
Laag
Hoog
Laag
Hoog
Laag
1
2
3
4
Slide 7 - Question de remorquage
In Gambia is het altijd warm. Waarom komen toeristen vooral in de winter naar Gambia?
Slide 8 - Question ouverte
Directe werkgelegenheid
Indirecte werkgelegenheid
kamermeisje hotel
bakker
architect die een hotel ontwerpt
Slide 9 - Question de remorquage
Een voorbeeld van structurele hulp is:
A
Voedsel sturen
B
Medicijnen sturen
C
Scholen bouwen
Slide 10 - Quiz
Formele sector
Informele sector
Sleep de woorden naar het juist sector:
Informele sector
Auto's wassen
Minister
Automonteur
Oppassen
Rommelmarkt verkopen
Onderwijzer
Slide 11 - Question de remorquage
In welke sector is een leraar werkzaam?
A
landbouwsector
B
industriesector
C
dienstensector
D
geen enkele
Slide 12 - Quiz
landbouw sector
industrie sector
dienstensector sector
diensten sector
urbanisatie
kinderarbeid
Slide 13 - Question de remorquage
a Hoe kun je zien dat cirkel B bij een arm land hoort? b Hoe kun je zien dat cirkel C bij een rijk land hoort?
1= landbouw, 2 = industrie, 3 = diensten
Slide 14 - Question ouverte
Maak de juist combinaties door te slepen.
In een land zijn veel mensen die niet kunnen lezen en schrijven.
Hongersnoden dreigen en er is weinig veilig drinkwater.
Het aantal inentingen dat wordt gegeven aan jonge kinderen, ligt erg laag.
Veel mensen hebben thuis toegang tot schoon drinkwater en riolering.
Onderwijs
Voedsel
Huisvesting
Gezondheidszorg
Slide 15 - Question de remorquage
Omschrijf het begrip: ontwikkelingshulp
Slide 16 - Question ouverte
Omschrijf het begrip: sterftecijfer
Slide 17 - Question ouverte
Omschrijf het begrip: koopkracht
Slide 18 - Question ouverte
Kies het goede woord: a In Nederland is de artsendichtheid hoog / laag. b In Gambia ligt de zuigelingensterfte lager / hoger dan in Nederland. c Nederland heeft een laag / hoog analfabetismecijfer. d Verklaar je antwoord bij vraag c.
Slide 19 - Question ouverte
Welke uitspraken zijn juist? Noteer alleen de juiste letters. A Het percentage analfabeten in Gambia is ongeveer gelijk aan dat in Nederland. B In Gambia gaan de meeste kinderen naar school, net als in Nederland. C In Gambia zitten er veel leerlingen in een klas. D Landen met een laag inkomen hebben vaak een hoog analfabetismecijfer.
Slide 20 - Question ouverte
Waarom gaan kinderen in Gambia vaak niet naar school? Noem twee redenen.
Slide 21 - Question ouverte
a Wat is het andere woord voor verstedelijking? b Noteer twee redenen waarom mensen van het platteland naar de stad verhuizen.
Slide 22 - Question ouverte
a Waarom is het belangrijk voor de economie van Gambia dat de regering investeert in het toerisme? b Welke investeringen doet de regering in het toerisme?