Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
H2.4 Orkanen
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
- Je weet wat orkanen zijn en hoe ze ontstaan.
- Je weet wat gevolgen van orkanen zijn.
Slide 2 - Diapositive
Het hypocentrum =
A
De onderkant van een aardbeving.
B
De plek aan het oppervlakte recht boven het epicentrum.
C
De plek in de aardkorst waar de aardbeving ontstaat.
D
De schaal waarmee we aardbevingen meten.
Slide 3 - Quiz
Waardoor ontstaan aardbevingen? Noem 3 redenen.
Slide 4 - Question ouverte
2.4 Orkanen
Slide 5 - Diapositive
menselijke gevolgen van een orkaan
Slide 6 - Carte mentale
Landschappelijke gevolgen van een orkaan
Slide 7 - Carte mentale
economische gevolgen van een orkaan
Slide 8 - Carte mentale
Slide 9 - Vidéo
Wat is een orkaan?
Orkaan (of tyfoon of cycloon): zware storm die ontstaat boven zeewater dat minimaal 26 graden warm is
Slide 10 - Diapositive
Wind
Lucht bestaat uit miljarden kleine luchtdeeltjes.
Je kan ze niet zien, wel voelen
Het verplaatsen van deze luchtdeeltjes heet wind
Slide 11 - Diapositive
Hoe meet je windsterkte
Normale windkracht --> Schaal van Beaufort
Orkaankracht --> Saffir-Simpson schaal
Slide 12 - Diapositive
Windkracht meten wij met de
Schaal van Beaufort
Aantekening
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Een orkaan is een storm met windsnelheden > 117km/u
minimaal windkracht 8
Per deel van de wereld anders genoemd: - hurricane (VS) - cycloon (Zuid-Azië, Australië) (naar het Griekse ‘kúklos’ dat ‘cirkel’ of ‘kring’ betekent) - tyfoon (of: taifoen; Oost-Azië)
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Een orkaan veroorzaakt:
1. Harde wind
2. Regenbuien >>
- Aardverschuivingen - Overstromingen
3. Hoge golven
Slide 17 - Diapositive
Gevolgen van de orkaan
Drie kenmerken die er samen toe kunnen leiden dat er veel slachtoffers vallen en dat er veel schade ontstaat.
- Harde wind
- Veel regen
- Hoge golven
Als er veel regen valt in een heuvelachtig gebied is er kans op aardverschuivingen en modderstromen.
Slide 18 - Diapositive
Orkanen hebben gevolgen op verschillende vlakken:
Menselijke gevolgen
Economische gevolgen
Landschappelijke gevolgen
Slide 19 - Diapositive
0
Slide 20 - Vidéo
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Vidéo
Slide 23 - Diapositive
Samengevat: ontstaan van een orkaan
Begint meestal als een tropische storm tussen 5 en 20 graden noorderbreedte. (Tropische storm= lagedrukgebied met minimaal windkracht 8.)
Zeewater moet minimaal 26° Celsius zijn
Warmt zeewater verdampt en stijgt op.
Lucht koelt af en condenseert (wolken ontstaan)
Onderin is er een tekort aan lucht (lage luchtdruk)
Lucht gaat draaien door de draaiing van de aarde
Door de draaiing van de aarde gaan de wolken om een vast middelpunt draaien: het oog
In het oog is het windstil
Slide 24 - Diapositive
0
Slide 25 - Vidéo
Oefenen
Slide 26 - Diapositive
Schild van hoge bewolking
Stijgende warme lucht
Dalende koude lucht
Muur van wind en neerslag
Oog
Stroken met veel neerslag
Draaiing tegen de klok in
Slide 27 - Question de remorquage
Een orkaan ontstaat boven land
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quiz
Wat gebeurt er wanneer een orkaan aan land komt?
A
de orkaan neemt in kracht toe
B
de orkaan verdwijnt direct
C
de orkaan zwakt af
D
de orkaan keert weer om richting zee
Slide 29 - Quiz
Een orkaan duurt
A
een paar minuten
B
een paar dagen
Slide 30 - Quiz
Vanaf welke windkracht (op de schaal van Beaufort) noemen we een tropische storm een orkaan?
A
8
B
3
C
12
D
11
Slide 31 - Quiz
Een orkaan op het noordelijk halfrond draait....
A
Met de klok mee.
B
Tegen de klok in.
Slide 32 - Quiz
Kan een orkaan aan de Nederlandse kust plaatsvinden?
Slide 33 - Question ouverte
Waarom veroorzaken orkanen en tornado's in andere landen van Azië vaak meer schade dan in Japan?
A
Het ontwikkelingspeil is in die landen lager
B
Het ontwikkelingspeil is in die landen hoger
C
De orkanen hebben daar een hogere windkracht
D
De orkanen hebben daar meer regenval
Slide 34 - Quiz
Tornado
Orkaan
Slide 35 - Diapositive
Waar wil je meer uitleg over krijgen? Welke vragen heb je nu nog?