§2.4 Orkanen

H2.4 Orkanen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

H2.4 Orkanen

Slide 1 - Diapositive

Planning
- Leerdoelen
- Korte herhaling
- Instructie H2.4 Orkanen
- Aan de slag met de opdrachten
- Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
- Je weet wat orkanen zijn en hoe ze ontstaan. 
- Je weet wat gevolgen van orkanen zijn. 


Slide 3 - Diapositive

Het hypocentrum =
A
De onderkant van een aardbeving.
B
De plek aan het oppervlakte recht boven het epicentrum.
C
De plek in de aardkorst waar de aardbeving ontstaat.
D
De schaal waarmee we aardbevingen meten.

Slide 4 - Quiz

2.4- Orkanen

Slide 5 - Diapositive

economische gevolgen van een orkaan

Slide 6 - Carte mentale

Slide 7 - Vidéo

Wat is een orkaan?
Orkaan (of tyfoon of cycloon): zware storm die ontstaat boven zeewater dat minimaal 26 graden warm is

Slide 8 - Diapositive


  • Een orkaan is een storm met windsnelheden > 117km/u
  • minimaal windkracht 12
  • Per deel van de wereld anders genoemd:
    - hurricane (VS)
    - cycloon (Zuid-Azië, Australië) 
    (naar het Griekse ‘kúklos’ dat ‘cirkel’ of ‘kring’ betekent)
    - tyfoon (of: taifoen; Oost-Azië)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Een orkaan veroorzaakt:
1.    Harde wind
2.   Regenbuien >>          
       - Aardverschuivingen
       - Overstromingen
3.   Hoge golven

Slide 11 - Diapositive

0

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Diapositive

 Samengevat: onstaan van een orkaan


  • Begint meestal als een tropische storm tussen 5 en 20 graden noorderbreedte. (Tropische storm= lagedrukgebied met minimaal windkracht 8.)
  • Zeewater moet minimaal 26° Celsius zijn
  • Warmt zeewater verdampt en stijgt op.
  • Lucht koelt af en condenseert (wolken ontstaan)
  • Onderin is er een tekort aan lucht (lage luchtdruk)
  • Lucht gaat draaien door de draaiing van de aarde 
  • Door de draaiing van de aarde gaan
    de wolken om een vast middelpunt draaien: het oog
  • In het oog is het windstil 

Slide 15 - Diapositive

0

Slide 16 - Vidéo

Een orkaan ontstaat boven land
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer een orkaan aan land komt?
A
de orkaan neemt in kracht toe
B
de orkaan verdwijnt direct
C
de orkaan zwakt af
D
de orkaan keert weer om richting zee

Slide 18 - Quiz

Een orkaan duurt
A
een paar minuten
B
een paar dagen

Slide 19 - Quiz

Vanaf welke windkracht (op de schaal van Beaufort) noemen we een tropische storm een orkaan?
A
8
B
3
C
12
D
11

Slide 20 - Quiz

Een orkaan op het noordelijk halfrond draait....
A
Met de klok mee.
B
Tegen de klok in.

Slide 21 - Quiz

Kan een orkaan aan de Nederlandse kust plaatsvinden?

Slide 22 - Question ouverte

Wind
Lucht bestaat uit miljaren kleine luchtdeeltjes.

Je kan ze niet zien, wel voelen

Het verplaatsen van deze luchtdeeltjes heet wind

Slide 23 - Diapositive

Hoe meet je windsterkte
Normale windkracht --> Schaal van Beaufort 

Orkaankracht --> Saffir-Simpson schaal

Slide 24 - Diapositive

Windkracht meten wij met de
Schaal van Beaufort
Aantekening

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Gevolgen van de orkaan
Drie kenmerken die er samen toe kunnen leiden dat er veel slachtoffers vallen en dat er veel schade ontstaat.

- Harde wind
- Veel regen
- Hoge golven

Als er veel regen valt in een heuvelachtig gebied is er kans op aardverschuivingen en modderstromen.

Slide 28 - Diapositive

Orkanen hebben gevolgen op verschillende vlakken:

Menselijke gevolgen

Economische gevolgen

Landschappelijke gevolgen

Slide 29 - Diapositive

Tornado
Orkaan

Slide 30 - Diapositive

Waarom veroorzaken orkanen en tornado's in andere landen van Azië vaak meer schade dan in Japan?
A
Het ontwikkelingspeil is in die landen lager
B
Het ontwikkelingspeil is in die landen hoger
C
De orkanen hebben daar een hogere windkracht
D
De orkanen hebben daar meer regenval

Slide 31 - Quiz

Waar wil je meer uitleg over krijgen? Welke vragen heb je nu nog?

Slide 32 - Question ouverte