Thema 2 - Organen en cellen

Thema 2 bs 3
Organen en cellen
Organellen
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 2 bs 3
Organen en cellen
Organellen

Slide 1 - Diapositive

Basisstof 3 
2.3.5 Je weet dat een organisme bestaat uit cellen.
2.3.6 Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
2.3.7 Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies.

Slide 2 - Diapositive

Cellen
  • Kleinste levende eenheden in het lichaam
  • Bouwstenen van elk organisme
  • Alleen zichtbaar onder microscoop

Slide 3 - Diapositive

Weefsel
  • Groep cellen met dezelfde vorm en functie
  • In veel weefsels tussencelstof

Slide 4 - Diapositive

Dierlijke cellen
  • Celmembraan: dun vliesje dat inhoud cel scheidt van omgeving
  • Cytoplasma: water met opgeloste stoffen, waarin organellen zweven
  • Celkern: organel, regelcentrum van cel, bevat DNA
  • Kernmembraan: vliesje dat kernplasma in celkern houdt

Slide 5 - Diapositive

Plantaardige cel
  • Vacuole: blaasje met vocht (water en opgeloste stoffen, kleurstoffen)
  • Plastiden: organel, bladgroenkorrels,  kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
  • Celwand: stevig laagje om cel heen, is gemaakt van tussencelstof

Slide 6 - Diapositive

Plastiden
  • Bladgroenkorrels: hierdoor zijn planten groen, hier vindt fotosynthese plaats
  • Kleurstofkorrels: gele, oranje of rode kleur
  • Zetmeelkorrels: kleurloos, hier wordt zetmeel opgeslagen
  • Plastiden kunnen van een type in ander type veranderen

Slide 7 - Diapositive

Opdracht
Als je een van de volgende lessen een cel onder de microscoop gaat bekijken moet je aangeven wat e verschillende onderdeen van de cel zijn en... is het een plantaardige of een dierlijke cel?
en waarom?

Slide 8 - Diapositive

Maak een tekening/tekst waarmee je de micropscoop opdracht kunt doen. (20 minuten)
1. Lees de tekst en markeer de delen die met deze opdracht te maken hebben.
2. Bedenk welke informatie je nodig hebt om een cel te herkennen?
3. Maak nu een tekening/samenvatting of beide die je bij een microscoopodracht zou kunnen gebruiken. (een grote spiekbrief)
timer
20:00

Slide 9 - Diapositive

kleine test Benoem de type cel (letters) en de organellen (getallen)

Slide 10 - Diapositive

Antwoorden:
A. Dierlijke cel
B. Plantaardige cel

1. Celmembraan 
2. Cytoplasma
3. Celkern / kernplasma
4. Kernmembraan
5. Bladgroenkorrel
6. Vacuole
7. Celwand

Slide 11 - Diapositive

Andere organellen (VG)
  • Sommige organellen niet zichtbaar onder lichtmicroscoop
  • Elektronenmicroscoop maakt mitochondriën en ribosomen zichtbaar
  • Mitochondriën: maken uit suikers energie voor cellen
  • Ribosomen: maken eiwitten in de cellen

Slide 12 - Diapositive

wat moet nog besproken worden?

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Welk onderdeel ligt er in het midden van de cel?
A
Een klont chromosomen
B
De celkern
C
De mitochondriën

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

De rode worstvormige organellen zorgen voor energie in de cel. Hoe heten ze?
A
Mitochondriën
B
Poriën
C
Vacuolen (gevuld met water)

Slide 17 - Quiz

Basisstof 5
- Je kunt de kenmerken van chromosomen noemen
- Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven


Slide 18 - Diapositive

Celkern
  • DNA in celkern, code bestaat uit vier letters (A, T, C, G)
  • Een DNA streng rolt zich op en vormt een chromosoom, 46 chromosomen in elke celkern van onze lichaamscellen
  • Stukken DNA coderen voor een erfelijke eigenschap, dit wordt een gen genoemd

Slide 19 - Diapositive

Waaruit bestaat een chromosoom?
A
Uit eiwitten
B
Uit een lange streng DNA
C
Uit een verzameling basen
D
Uit gekleurde deeltjes

Slide 20 - Quiz

Wat is de functie van DNA?
A
DNA onthoudt wat er in de cel gebeurd is
B
DNA bevat de codes voor werkzame eiwitten
C
DNA bevat de code voor al je eigenschappen
D
DNA geeft kleur aan de celkern

Slide 21 - Quiz

Welke basenparen zijn er mogelijk?
A
X en Y
B
A en T
C
C en G
D
Elk willekeurig paar

Slide 22 - Quiz

Basisstof 6
- Je kunt beschrijven hoe een cel zich deelt
- Je kunt de kenmerken van stamcellen noemen

Slide 23 - Diapositive

Celdeling
  • In 'moedercel' wordt DNA gekopieerd
  • DNA wordt verdeeld over twee helften, vormt twee celkernen
  • Cel deelt zich, er zijn nu twee 'dochtercellen'
  • Er vindt plasmagroei plaats
  • Één dochtercel gaat zich specialiseren, ander blijft stamcel

Slide 24 - Diapositive

Stamcel
  • Is nog niet gespecialiseerd
  • Kan zich delen en daarna specialiseren
  • Stamcel van embryo kan zich nog tot alles specialiseren, bij volwassenen alleen tot bepaalde type cellen
  • Stamceltherapie (VG)

Slide 25 - Diapositive

  • Organen, organenstelsels
  • Wortels, stengels, bladeren, vaten
  • Cellen, weefsels mensen en planten
  • Dierlijke en plantaardige cellen, celorganellen en functie
  • Lichaamscel, celkern, chromosomen, DNA, genen
  • Celdeling, moedercel en dochtercellen, stamcellen

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Slide 28 - Lien

Slide 29 - Lien