Nederlands havo 3 - Grammatica (ZD & WS) - Betrekkelijke voornaamwoorden en anderen

Nederlands klas 3
Grammatica (ZD & WS) Hoofdstuk 1 (bijv. bijzin & betr. vnw)
Voorbereiding: 
Bekijk de video en ontleed de zinnen uit de video in de lesson-up. 
Les
Voorbereiding
In de les: 
1. 
Bekijken video + vragen maken
- Binnen = Beginnen 
- Bespreken huiswerk
- Instructie
- Zelfstandig werken
- Afsluiting
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands klas 3
Grammatica (ZD & WS) Hoofdstuk 1 (bijv. bijzin & betr. vnw)
Voorbereiding: 
Bekijk de video en ontleed de zinnen uit de video in de lesson-up. 
Les
Voorbereiding
In de les: 
1. 
Bekijken video + vragen maken
- Binnen = Beginnen 
- Bespreken huiswerk
- Instructie
- Zelfstandig werken
- Afsluiting

Slide 1 - Diapositive

5

Slide 2 - Vidéo

wat is het antecedent?

A
waar het betrekkelijk voornaamwoord naar vernoemd.
B
ander woord voor het bezettelijk voornaamwoord
C
verwijst naar iets of iemand
D
een vraagwoord

Slide 3 - Quiz

Wat is het antecedent?
Het pandabeertje dat in de dierentuin geboren is, is heel gezond.
A
Gezond
B
Dierentuin
C
Pandabeertje

Slide 4 - Quiz

Wat is het antecedent?
De vrouw die daar op de hoek
van de straat woont, is mijn tante.
A
De vrouw
B
mijn tante
C
de hoek
D
de hoek van de straat

Slide 5 - Quiz

01:44

Slide 6 - Diapositive

01:44

Slide 7 - Diapositive

01:44

Slide 8 - Diapositive

01:44

Slide 9 - Diapositive

01:44

Slide 10 - Diapositive

Nederlands klas 3
Grammatica zinsdelen: herhaling + bijv. bep./bijstelling
Les
Voorbereiding
In de les: 
1. 
Bekijken video + vragen maken
- Binnen = Beginnen
- Bespreken huiswerk
- instructie
-Zelfstandig werken
- Afsluiting
Leerdoel: 
- betrekkelijk voornaamwoorden herkennen. 

Slide 11 - Diapositive

Binnen = Beginnen
1. Jassen uit en in de kluis.
2. Telefoon in de telefoontas.
3. Ga rustig zitten (volgens plattegrond)
4. boeken en schrift op tafel, pen in de aanslag
5. Aan de slag: 

Maken Opdrachten 1 t/m 5 + 7 (blz. 251-253)

Slide 12 - Diapositive

Opdracht 1 (blz. 30)
1. Coen draagt altijd ouderwetse spijkerbroeken, die hem overigens prima staan. 

2. Toen Roelof wilde printen was het papier, dat hij net had bijgevuld, op. 

3. In het krantje, dat vandaag verscheen, las ik over de uitbreiding van het station. 
Betrekkelijke voornaamwoorden:
- die/dat/wie/wat
- verwijzen naar een antecedent

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Zelfstandig: 

1. Maken Opdrachten 1 t/m 5 + 7 (blz. 251-253) 
2. Nakijken (ELO of nakijkboek)

Huiswerk volgende les: 

1. Maken Opdrachten 1 t/m 5 + 7 (blz. 251-253) 
2. Bekijken videoles + vragen in het filmpje. 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Groep 1: Klassikaal:
1. Oefenzinnetjes uit het huiswerk bespreken
2. Maken opdracht 1, 2 & 3 (blz. 30-31)
3. Nakijken (nakijkboekje/ELO)
Groep 2: Zelfstandig:
1. Maken opdracht 6 (HB blz. 250) & opdracht 1, 2 & 3 (blz. 28-29)
2. Nakijken (ELO)




Opdracht 3: verschillende voornaamwoorden. 

1. De Partij voor de Dieren protesteerde onlangs tegen een spookhuis dat een terrarium met krekels wilde tentoonstellen. 

2. het zou niet iets zijn wat de krekels willen en inderdaad hebben de beestjes er niet zelf voor gekozen. 
Persoonlijke voornaamwoorden
ik, jij, hij, zij, hen, hun wij, jullie zij. 
Bezittelijke voornaamwoorden
mijn, jouw, ons, jullie, hun, 
Aanwijzende voornaamwoorden
die/deze, etc...
Vragende voornaamwoorden
Wie, wat, welke, wat voor
Betrekkelijke voornaamwoorden:
- die/dat/wie/wat
- verwijzen naar een antecedent

Slide 21 - Diapositive

Afsluiting: 
Bedenk een mooie, kloppende zin bij de afbeelding hiernaast met minimaal één 
Huiswerk volgende les: 

1. Maken opdracht 1 t/m 3 (blz. 28-29)
2. Bekijken videoles + vragen in het filmpje. 

Slide 22 - Diapositive

Bedenk een mooie, kloppende zin
bij de afbeelding hiernaast met
- minimaal één bijvoeglijke bepaling en
- één bijvoeglijke bijzin en
- benoem het betr. vnw.

Slide 23 - Question ouverte