4.1 organismen ordenen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

B1: Het ordenen van Organismen

Th2: Ordening

Doelstelling

• Je moet de organismen kunnen indelen in  vier rijken. van elk moet je de kenmerken kunnen noemen
• Je moet kunnen omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren en wat een populatie is
• Je moet de groepen kunnen benoemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk
  

Wat zijn de verschillen tussen
een dierlijke en een plantaardige
cel?

ordenen

om te bepalen of een organisme een bacterie, een plant, een dier of een schimmel is:

kijk naar de cellen.

Opdracht: Tekenen

• Teken op een tekenpapier een cel van een bacterie, een schimmel, een plant en een dier (de 4 rijken)
• Noteer ernaast de onderdelen van elke cel
• Noem bij elke cel of ze een celkern, celwand en/of bladgroenkorrels hebben
  

Samenvatting: Bacteriën

• Celwand
• Geen celkern
• Altijd 1-cellig

                     Schimmels

• 
  
• Celwand

• Celkern
• Geen  bladgroenkorrels
  

Planten

• Celwand
• Celkern
• Bladgroenkorrels
  

Dieren

• Geen celwand
• Celkern
• Geen bladgroenkorrels

ordening

Ezelsbrug:

Rijke Amerikanen Krijgen Op Familiefeesten
Grote Stukken Rosbief

Rijk, Afdeling, Klasse, Orde, Familie, Geslacht,
Soort en Ras

Indelen van organismen

Neadertaler                          

        Homo sapiens                                        

Soort

• Organismen die onderling vruchtbare nakomelingen krijgen

Populatie

• Een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied
  

En dan nu....

Maken 4.1

opdr. 1 tm 7

Huiswerk:

- Afmaken B1

- Bedenk een ezelsbruggetje om de volgorden van het indelen te onthouden

De afbeelding is van coccen. Coccen zijn eencellige organismen zonder kern. Tot welk rijk behoren coccen?

1. Bacteriën
2. Schimmels
3. Planten
4. Dieren

In welk rijk of welke andere rijken komen eencellige organismen voor?

1. Bacteriën
2. Bacteriën en Schimmels
3. Bacteriën, schimmels en planten
4. Bacteriën, schimmels, planten en dieren

Om organismen in een RIJK te kunnen indelen kijk je naar drie eigenschappen

1. celkern-celwand-bladgroenkorrels
2. eencellig-meercellig-geen cellen
3. beweegt wel-beweegt niet-kan lopen
4. warm-koud-lauw

Welke beweringen zijn juist?
1. De cellen van schimmels hebben een celkern
2. Om de cellen van schimmels bevinden zich celwanden

1. 1
2. 2
3. 1 en 2
4. geen één

Juist of onjuist:
Organismen behoren tot één soort als ze erg veel op elkaar lijken

1. Juist
2. Onjuist

Organismen behoren tot één soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen

1. juist
2. onjuist

Persen en siamezen zijn 2 kattenrassen.
Een pers en een siamees zijn 2 verschillende soorten

1. juist
2. onjuist

Een pers en een siamees kat kunnen vruchtbare nakomelingen krijgen

1. juist
2. onjuist