Blok 5 Schrijven Lj1 BBL/KBL/TL

Blok 5 Schrijven
BBL/KBL/TL 
 
Leerjaar 1
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Blok 5 Schrijven
BBL/KBL/TL 
 
Leerjaar 1

Slide 1 - Diapositive

Terugblik:
wat weet je nog
van de vorige les?

Slide 2 - Carte mentale

Benoem vijf tekstdoelen:

Slide 3 - Question ouverte

Welk tekstdoel hoort bij een songtekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen
D
uitleg geven

Slide 4 - Quiz

Welk doel heeft een tekst bij het tekstdoel 'uitleg geven'?
A
de lezer iets nieuws vertellen
B
de lezer vermaken
C
de lezen aansporen iets te gaan doen
D
de lezer uitleggen hoe iets in elkaar zit of werkt

Slide 5 - Quiz

Een schrijver verdeelt zijn tekst in drie delen. Welke delen zijn dat?

Slide 6 - Question ouverte

Leerdoelen:
  • BBL/KBL: Je kunt een reclametekst schrijven die bestemd is voor jongeren. 

  • TL: Je kunt een hoofdgedachte voor je tekst formuleren; je kunt een eigen schrijfplan met hoofd- en bijzaken maken; je kunt informeel en formeel taalgebruik onderscheiden; je kunt een tekst met je mening over een onderwerp schrijven.

Slide 7 - Diapositive

Instructie BBL/KBL 
TL: werkt zelfstandig. 
  • Lees de theorie van Blok 5 Schrijven. Vat dit samen in een paar zinnen; schrijf het in je schrift.
  • m. opdr. 35, 36, 37, 38 (blz. 212, online maken, 37 met klasgenoot/familielid)

Slide 8 - Diapositive

Instructie BBL/KBL

Slide 9 - Diapositive

In een reclametekst gebruik je vaak een afbeelding.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

In reclameteksten worden soms nieuwe woorden gebruikt of grapjes gemaakt.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

De letters van een reclametekst zijn allemaal even groot.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Zelfstandig werken BBL/KBL
  • BBL: blz. 212, opdr. 35, 36,  37 (online maken, 37 met klasgenoot/familielid)
  • KBL: blz. 212, opdr. 35, 36, 37 (online maken, 37 met klasgenoot/familielid)

Hoe?
  1. Log in op Office 365.
  2. Klik op leermiddelen.
  3. Klik op 'Op niveau lj 1'.
  4. Klik op Blok 5 Schrijven.

Klaar? BBL/KBL Je maakt opdrachten 38 en 39 van 5.15 Reclametekst! TL: 
timer
15:00

Slide 13 - Diapositive

TL: instructie - hoofdgedachte 1
Nadat je een tekst grondig of intensief hebt gelezen, weet je het onderwerp van de tekst. Je kunt ook de hoofdzaken over het onderwerp in een samenvatting weergeven. Als je het onderwerp en de hoofdzaken met elkaar verbindt, kun je meestal in één zin de hoofdgedachte van de tekst aangeven. De hoofdgedachte van een tekst is dat wat de schrijver precies over het onderwerp wilde vertellen.  
Hoofdgedachte is de samenvatting van het onderwerp + de hoofdzaken erover in één zin.

Slide 14 - Diapositive

TL: instructie - hoofdgedachte 2
Aanwijzingen voor het bepalen van de hoofdgedachte: 
  • Schrijf het onderwerp van de tekst op. 
  • Stel de vraag: Wat vertelt de schrijver in deze tekst over het onderwerp? 
  • Zoek naar een aanwijzing in de titel en/of de inleiding. 
  • Vat de hoofdzaken over het onderwerp samen. 
  • Formuleer de hoofdgedachte in één complete zin. 
  • De hoofdgedachte is nooit een vraag.

Slide 15 - Diapositive

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 16 - Question ouverte

TL: instructie - hoofd- / bijzaken
Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen. Als je snel wilt weten waarover een tekst gaat, lees je hem oriënterend
Als de tekst je interessant of bruikbaar lijkt, ga je hem op een andere manier opnieuw lezen. Je wilt namelijk weten wat de belangrijkste informatie is. Niet alles wat in een tekst staat is even belangrijk. 
De belangrijkste zaken in een tekst noem je de hoofdzaken. Minder belangrijke zaken als uitleg, toelichting en voorbeelden noem je bijzaken.

Slide 17 - Diapositive

Wat is het verschil tussen
hoofd- en bijzaken?

Slide 18 - Carte mentale

TL: instructie - informeel / formeel taalgebruik

Als je een tekst schrijft voor je vrienden of voor bekenden, kun je net zo schrijven als je wilt. Je hoeft niet zo na te denken over woorden die je gebruikt. Je kiest dan voor informeel taalgebruik
Over je taalgebruik in een tekst aan onbekenden moet je van tevoren goed nadenken. Je gebruikt woorden die passen bij het publiek en je bent altijd beleefd. In dit geval kies je voor formeel taalgebruik.

Slide 19 - Diapositive

Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?

Slide 20 - Question ouverte

Geef een voorbeeld van een tekst met informeel taalgebruik.

Slide 21 - Question ouverte

Zelfstandig (thuis)werken TL
TL: blz. 212, opdr. 35, 36, 37, 38 (online maken, 37 met klasgenoot/familielid)

Hoe?
  1. Log in op Office 365.
  2. Klik op leermiddelen.
  3. Klik op 'Op niveau lj 1'.
  4. Klik op Blok 5 Schrijven.

Klaar? TL Je maakt opdrachten 43 t/m 48 van 5.14!
timer
15:00

Slide 22 - Diapositive

Wat heb ik vandaag geleerd BBL/KBL?
  1. Ik kan een reclametekst schrijven die bestemd is voor jongeren. 

Slide 23 - Diapositive

Wat heb ik vandaag geleerd TL?
Je kunt een hoofdgedachte voor je tekst formuleren; 
Je kunt een eigen schrijfplan met hoofd- en bijzaken maken; 
Je kunt informeel en formeel taalgebruik onderscheiden.

Slide 24 - Diapositive

Vooruitblik
In de volgende les gaan we verder met Blok 5 Schrijven.

Slide 25 - Diapositive