Les 13.4 Hart- en vaatziekten en 13.5 Weefselvloeistof en lymfe

Wat gaan we doen?
Herhaling 13.2 en 13.3
Uitleg 13.4
Opdrachten maken les 13.4
Uitleg 13.5
Verder werken aan 13.4 en 13.5
Quiz
Evaluatie
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen?
Herhaling 13.2 en 13.3
Uitleg 13.4
Opdrachten maken les 13.4
Uitleg 13.5
Verder werken aan 13.4 en 13.5
Quiz
Evaluatie

Slide 1 - Diapositive

Sommige bloedvaten bevatten kleppen. Twee bloedvaten zijn: beenader en beenslagader.
Bevat de beenader kleppen? En bevat de beenslagader kleppen?
A
Geen van beide bloedvaten bevatten kleppen
B
Alleen de beenader bevat kleppen
C
Alleen de beenslagader bevat kleppen
D
Beide bloedvaten bevatten kleppen

Slide 2 - Quiz


Bekijk de afbeelding van het hart.
Welke helft bevat zuurstofrijk bloed?
A
Linkerharthelft
B
Rechterharthelft

Slide 3 - Quiz

De bloedsomloop bij de mens is een dubbele bloedsomloop. Waarom noemen we het een 'dubbele bloedsomloop'
?
A
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer door het hart.
B
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer langs de longen.

Slide 4 - Quiz


De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers

Slide 5 - Quiz

Een haarvat
A
heeft een dikke elastische wand
B
laat makkelijk stoffen in en uit gaan
C
heeft kleppen
D
het bloed stroomt snel

Slide 6 - Quiz

De poortader is belangrijk.
Wat is waar over de poortader?
A
Vervoert veel voedingsstoffen
B
Vervoert veel zuurstof
C
A en B zijn beide juist
D
A en B zijn beide onjuist

Slide 7 - Quiz

Hart-longen-hart is de.............?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 8 - Quiz

Les 13.4 Hart- en vaatziekten

Slide 9 - Diapositive

Leerdoelen
13.4.1 Je kunt de gevolgen van hart- en vaatziekten noemen en aangeven hoe je de kans op harten vaatziekten kunt verkleinen.


Slide 10 - Diapositive

Hoge en lage bloeddruk
Lage bloeddruk
- duizeligheid
- vermoeidheid
- flauwvallen

Hoge bloeddruk
- hoofdpijn
- bloedvaten en organen beschadigen

Slide 11 - Diapositive

Slagaderverkalking
Stress en roken zorgen voor beschadigingen aan de binnenkant van de bloedvaten

Cholesterol en witte bloedcellen vormen een verdikking en vormen een plaque.


Slide 12 - Diapositive

Opdracht
Zoek op!

Wat is een hartinfarct?



timer
1:00

Slide 13 - Diapositive

Hartritme
Snelheid waarmee hart samentrekt.

Afhankelijk van lichaamsgrootte, hoe kleiner, hoe sneller het hart klopt. 
Baby: 170x pm
Volwassen 70x pm

Impulsen in hart zorgen ervoor dat boezems en kamers op tijd samentrekken-> soms beïnvloed door zenuwstelsel/hormonen

Slide 14 - Diapositive

Hartritmestoornis
  • Hartritmestoornis = verstoring 
  • Te hoog of te laag
  • Pacemaker zorgt weer voor normaal hartritme

Slide 15 - Diapositive

Oorzaken Hart- en vaatziekten
* Erfelijke aanleg
* Ongezonde leefstijl
* Overgewicht
* Roken
* Te weinig beweging
* Te zware inspanning
* Stress

Slide 16 - Diapositive

Hart- en vaatziekten voorkomen

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag!
Basisstof 13.4 Hart- en vaatziekten
Maken opdracht 1 t/m 5 +7.

Slide 18 - Diapositive

Les 7 Weefselvloeistof en lymfe

Slide 19 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen.


Slide 20 - Diapositive

Hoe komen stoffen bij je cellen?

Stap 1:
Bloedplasma wordt weefselvloeistof.
(Bloedplasma buiten een haarvat noem je weefselvloeistof).

In dit vocht zit onder andere zuurstof en voedingsstoffen, cellen nemen dit op.


Slide 21 - Diapositive

Opname van weefselvloeistof
Stap 2:
Weefselvloeistof wordt voor een deel weer opgenomen in de haarvaten.


In dit vocht zitten  onder andere koolstofdioxide en andere afvalstoffen.




Slide 22 - Diapositive

Lymfe
Weefselvloeistof dat niet is opgenomen door de haarvaten, komt terecht in fijne lymfevaten.

Lymfe bestaat uit water met  witte bloedcellen en opgeloste stoffen. (koolstofdioxide, andere afvalstoffen, zuurstof en voedingsstoffen

De lymfevaten voeren de lymfe weg van de cellen in de organen.


Slide 23 - Diapositive

Lymfevatenstelsel
Het lymfevatenstelsel is ook een vatenstelsel in ons lijf.

Lymfeknopen zuiveren de lymfe van ziekteverwekkers.

In lymfeknopen
- ontwikkelen witte bloedcellen die antistoffen maken.
- zijn witte bloedcellen die ziekteverwekkers kunnen insluiten.



Slide 24 - Diapositive

Lymfevat
bevatten kleppen
Lymfeknop
bevatten veel witte bloedcellen

Slide 25 - Diapositive

Aan het werk
Basisstof 13.4 Hart- en vaatziekten
Maken opdracht 1 t/m 5 +7.

Basisstof 13.5 Weefselvloeistof en lymfe
Maken opdracht 2, 3, 4 (+ evt. 1, 5, 6).

Slide 26 - Diapositive

Spelen erfelijke factoren (wat je overerft van je ouders) een rol bij hart- en vaatziekten?
A
Nee, alleen eetgedrag speelt een rol.
B
Nee, alleen als je niet veel beweegt.
C
Ja, alleen erfelijk.
D
Ja, maar ook eetgedrag en beweging.

Slide 27 - Quiz

In welke richting stroomt de lymfe in het lymfe vat van de afbeelding?

A
De lymfe stroomt richting linksonder
B
De lymfe stroomt in de richting rechtsboven
C
De stroomrichting van de lymfe is niet uit de tekening af te leiden

Slide 28 - Quiz

Wat is de functie van de lymfeknopen (lymfeklieren)?
A
Halen voedingsstoffen uit lymfe
B
Zuiveren de lymfe van onder andere ziekteverwekkers.
C
Halen zuurstof uit lymfe
D
Maakt witte bloedcellen aan

Slide 29 - Quiz

Wat is geen oorzaak van hart- en vaatziekten?
A
Hoge bloeddruk
B
Alcohol
C
Roken
D
Hardlopen

Slide 30 - Quiz

Bij een hartinfarct:
A
Klopt het hart onregelmatig
B
Krijgt een deel van het hart geen zuurstof meer
C
Klopt het hart sneller dan normaal
D
Klopt het hart langzamer dan normaal

Slide 31 - Quiz

Lymfe is ...
A
Zuurstofrijk en afvalstoffenrijk
B
Zuurstofarm en afvalstoffenarm
C
Zuurstofrijk en afvalstoffenarm
D
Zuurstofarm en afvalstoffenrijk

Slide 32 - Quiz

Wat is er aan de hand bij een hartritme stoornis waarbij er te weinig bloed het hart in kan stromen?
A
De kamers trekken te langzaam samen
B
De boezems trekken te snel samen
C
De kamers trekken te snel samen
D
De boezems trekken te langzaam samen

Slide 33 - Quiz

Hoe heet de stof die zorgt voor hart- en vaatziekten?
A
Zetmeel
B
Cholesterol
C
Suiker
D
Gal

Slide 34 - Quiz