Paragraaf 2.4 - Verzekeren, hoezo?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Verzekeren

Log alvast in op Lessonup - 21/05/2021

Wat heb je deze vakantie gedaan?

Programma

• Nieuws
• Nakijken huiswerk
• 5 minuten pauze
• Paragraaf 4 

"Dr.Oetker zag zijn wereldwijde omzet met 11% stijgen in 2020."

Hoe komt dit?

1. Door corona gingen mensen thuis dingen bakken
2. Er werden veel diepvriespizza's verkocht
3. Ze hebben veel reclame gemaakt

Hoe heeft picnic zichzelf in het Frans genoemd?

1. Toctoc
2. Picnic
3. Picinion

Opdracht 30

•  a. Je hebt onverwacht dringend geld nodig.
  
•  b.  Je wilt nu al iets duurs hebben en gebruiken.
  
•  c. Je wilt nu op vakantie en niet pas later als je genoeg gespaard hebt.
  

Opdracht 32

Dat kan alleen als je verder bijna niets uitgeeft. Je inkomen in twee maanden is 2 × € 24 = € 48. Je houdt voor die twee maanden dan nog maar € 48 – € 40 = € 8 over voor je gewone uitgaven. 

Opdracht 34

• a) Een maandtermijn is een vast bedrag per maand waarmee je een lening terugbetaalt.
  
•  b)  Het termijnbedrag bestaat uit rente en aflossing. Van die € 85 is een deel voor de aflossing en een deel voor de rente.
  
•  c) Door de aflossing wordt het geleende bedrag lager.
  
•  d)  De rente is alleen een vergoeding die je betaalt omdat je het geld van de bank een tijdje mag gebruiken.
  

Opdracht 35

• a)  Onjuist (Je betaalt dan rente.)
  
•  b)  Juist
  
•  c)  Onjuist (Je schuld daalt door aflossing te betalen.)
  

Opdracht 36

• a)  minder dan vijf jaar
  
•  b)  Anders ben je je lening nog aan het afbetalen terwijl je de auto niet meer gebruikt. (Misschien heb je dan al weer geld nodig voor een andere auto.)
  

Opdracht 37

• a) € 858
  
•  b)  € 858 × 6 = € 5.148
  
•  c)  € 5.148 – € 5.000 = € 148
  

Opdracht 38

• a) Dan hoef je elke maand een lagere maandtermijn te betalen.
  
•  b) 3 jaar = 3 × 12 = 36 maanden
  
•  c) € 144 × 36 = € 5.184
  
•  d) € 5.184 – € 5.000 = € 184
  

Opdracht 39

• a aflossing is € 200
  
•  b rente is € 215 – € 200 = € 15
  
•  c € 15 = …% van € 200

  15 ÷ 200 × 100 = 7,5%

Opdracht 40

€ 795 – € 750 = € 45 rente

 € 45 = …% van € 750

 45 ÷ 750 × 100 = 6%

Opdracht 41

• a)  84 maanden = 84 ÷ 12 = 7 jaar
  
•  b)  84 × € 183 = € 15.372
  
•  c)  € 15.372 – € 10.000 = € 5.372 rente
  
•  d) € 5.372 = …% van € 10.000
  5.372 ÷ 10.000 × 100 = 53,7%

Opdracht 42

• a)  6 jaar = 6 × 12 = 72 maanden
  72 × € 41 = € 2.952
•  b) € 2.952 – € 2.000 = € 952
  
•  C) € 952 = …% van € 2.000
  952 ÷ 2.000 × 100 = 47,6%

Pauze

Verzekeren

De verzekeraar neemt de financiële gevolgen over van een schade van de verzekerde. 

Als de verzekerde schade heeft kan de verzekeraar een bedrag uitkeren. 

Polis

Een bewijs van verzekering. Hierin staan de polisvoorwaarden.

Polisvoorwaarden

Polisvoorwaarden: rechten en plichten van verzekeraar en verzekerde

Premie

De prijs van de verzekering.

De premie is voor iedereen anders.

De premie is ook voor iedere verzekering anders.

In de polisvoorwaarden staan

1. het eigen risico dat de verzekerde betaalt
2. de dekking van de verzekering
3. alleen de rechten en plichten van de verzekeraar
4. rechten en plichten van de verzekeraar en verzekerde

Wat is premie?

1. De verzekering zelf
2. De schade die wordt uitbetaald
3. Het bedrag dat je iedere maand betaalt aan je verzekering
4. De verzekeringsmaatschappij

Wat is een polis?

1. Verzekeringsbewijs
2. Iemand uit Polen
3. Verzekeraar
4. Verzekerde

Polis

Polisvoorwaarden

Premie

Eigen risico

Wat is het 'eigen risico'?

1. De eigen bijdragen aan een schade of claim
2. Het bedrag wat je terug krijgt van de verzekering
3. Het eigen risico is de premie die je maandelijks betaald
4. Je dagwaarde van de het verzekerde object

Liegen tegen de verzekering

Liegen tegen de verzekering

Liegen tegen de verzekering

Huiswerk

Maken opdracht 46, 47, 48, 49, 51, 52, 53, 54, 55 en 56