Chapitre 1 herhalen ww en bijvnw

Bienvenue!
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bienvenue!

Slide 1 - Diapositive

Programme
  • Wat hebben we allemaal behandeld?


herhalen ww-er en onregelmatige ww

uitleg grammaire D het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

nous ( parler) en francais

Slide 3 - Question ouverte

vous (trouver) une solution

Slide 4 - Question ouverte

J' (habiter) en France depuis un mois.

Slide 5 - Question ouverte

Avoir
etre
nous sommes
tu es
j' ai
nous avons
Pim et Sandra ont
Sandra et michelle sont

Slide 6 - Question de remorquage

Wij hebben

Slide 7 - Question ouverte

wij zijn

Slide 8 - Question ouverte

FAIRE : Combineer blauw met rood
wij doen
zij doet
jij doet
ik doe
jullie doen
zij doen
nous faisons
je fais
ils font
tu fais
elle fait
vous faites

Slide 9 - Question de remorquage

aller




Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

Stappenplan
  1. Wat is het bijvoeglijk naamwoord
  2. Waar zegt het wat van? 
  3. Schema: 

Slide 12 - Diapositive

Plaats!
De ene keer staat het bijvoeglijk naamwoord 

voor het zelfstandig naamwoord...

en de andere keer erachter

Slide 13 - Diapositive

Plaats (regel)
Het bijvoeglijk naam woord staat altijd achter het zelfstandig naamwoord, behalve als het in het rijtje van 12 staat!

Rij van 12



Slide 14 - Diapositive

jeune
A
Voor
B
Achter

Slide 15 - Quiz

gris
A
Voor
B
Achter

Slide 16 - Quiz

vieux
A
Voor
B
Achter

Slide 17 - Quiz

préféré
A
Voor
B
Achter

Slide 18 - Quiz

nouveau
A
Voor
B
Achter

Slide 19 - Quiz

Stappenplan bijvoeglijk naamwoord

Plaats:
Rij van 12? 
  •  ja : VOOR het ZNW
  • nee: ACHTER het ZNW


Vorm: 
  1. Wat is het bijvoeglijk naamwoord
  2. Waar zegt het wat van?
  3. Schema: 




Slide 20 - Diapositive

Schrijf het bijvoeglijk naam woord op de goede plek én in de goede vorm:
(grand) une ... jupe ...

Slide 21 - Question ouverte

Schrijf het bijvoeglijk naam woord op de goede plek én in de goede vorm:
(petit) le ... pantalon...

Slide 22 - Question ouverte

Schrijf het bijvoeglijk naam woord op de goede plek én in de goede vorm:
(vert) la ... maison ...

Slide 23 - Question ouverte

Dit bijvoeglijknaamwoord komt altijd achter het zelfstandig naamwoord
Dit bijvoeglijknaamwoord komt altijd voor het zelfstandignaamwoord
bleu 
jeune
bon
mauvais
haut
sympa
grand
préféré

Slide 24 - Question de remorquage

Slide 25 - Diapositive

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(français) Tu connais Gims? C'est un .........chanteur .......

A
un chanteur français
B
un français chanteur

Slide 26 - Quiz

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(noirs) Il a les ...............cheveux ...............

A
Les noirs cheveux
B
les cheveux noirs

Slide 27 - Quiz

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(belles) Il dit souvent des ............choses(v) .................
A
des belles choses
B
des choses belles

Slide 28 - Quiz

Komt het bijvoeglijk naamwoord VOOR of ACHTER het zelfstandig naamwoord?

(premier) Il a sorti son ............. album.................
A
son album premier
B
son premier album

Slide 29 - Quiz

Stappenplan bijvoeglijk naamwoord

Plaats:
Rij van 12? 
  •  ja : VOOR het ZNW
  • nee: ACHTER het ZNW


Vorm: 
  1. Wat is het bijvoeglijk naamwoord
  2. Waar zegt het wat van?
  3. Schema: 




Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

De uitgangen
PETIT              PETITS                  PETITE            PETITES

Slide 32 - Diapositive

Uitgangen standaars
MNL enk:  ---; mon petit frère
VRL enk: --e; ma petite soeur
MNL mv: --s; mes petits frères
VRL MV: --es; mes petites soeurs

Bij woorden eindigend op een --e, komt er geen "e" bij.
C'est un magasin moderne / C'est une ville moderne 

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Uitgangen met een s of x (MNL)
MNL enk:  ---; mon chien est gros (NIETS ERACHTER)
MNL mv: --e; mes chiens sont gros (NIETS)
MNL enk: --s; mon pull est vieux  (NIETS)
MNL mv: --es; mon pulls sont vieux (NIETS)

Bij woorden eindigend op een --e, komt er geen "e" bij.
C'est un magasin moderne / C'est une ville moderne 

Slide 35 - Diapositive

Uitgang eau, mnl mv -> eaux
Mon t-shirt est beau
Mes t-shirts sont beaux

Mon pull est nouveau
Mes pulls sont nouveaux

Slide 36 - Diapositive

Uitgang F -> VE (vrl enk)
Julien est sportif
Julia est sportive



Slide 37 - Diapositive

Uitgang -X -> -SE (VRL ENKV)
Luc est heureux
Juliette est heureuse


Slide 38 - Diapositive

Uitgangen --ON / IEN / EUX / IER
MNL ENKV:    BON.           ITALIEN.             AMOUREUX.       DERNIER
MNL MV:         BONS.        ITALIENS           AMOUREUX.        DERNIERS
VRL ENK:        BONNE.     ITALIENNE        AMOUREUSE.     DERNIÈRE
VRL MV:          BONNES.   ITALIENNES     AMOUREUSES.  DERNIÈRES

Slide 39 - Diapositive

Uitzonderingen
Nieuw: nouveau(x) /nouvelle(s)  
Oud: vieux / vieille(s)
Lang: long(s) / longue(s)
Wit: blanc(s) / blanche(s)
Mooi: beau(x) / belle(s)
Dik: gros / grosse(s)
Uit je hoofd leren!

Slide 40 - Diapositive

Wat is de juiste vorm van het BN?
Anna et Chantal sont ....
A
nerveux
B
nerveuse
C
nerveuses

Slide 41 - Quiz

geef de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Marianne est un fille très ...
A
sportif
B
sportive
C
sportives
D
sportife

Slide 42 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het BN?
Ces garçons sont...
A
naïf
B
naïve
C
naïfs
D
naïves

Slide 43 - Quiz

(wit) une.... page......

Slide 44 - Question ouverte

(nieuw)
un..... jean......

Slide 45 - Question ouverte

(knap)une....actrice.......

Slide 46 - Question ouverte

HOE ZEG JE IN HET FRANS?
een kleine actrice

Slide 47 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(sportif) Deux .... garçons ....

Slide 48 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(petit) J'ai trois .... soeurs ......


Slide 49 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(sympa) Un .....prof ......



Slide 50 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(nouveau) Une ... voiture ....


Slide 51 - Question ouverte

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(vieux) Une .... femme ......


Slide 52 - Question ouverte