10-06-20 Grammatica woordsoorten oefenles 1(h)v

Grammatica woordsoorten
online les 
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Grammatica woordsoorten
online les 

Slide 1 - Diapositive

Planning

- Nieuws

- Herhaling alle woordsoorten

- Oefenen!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

In het nieuws....
 kwam gisteren ook iets over een meisje met het syndroom van Gilles de la Tourette (GTS). Dit is een verzameling verschijnselen die zich manifesteert als ongecontroleerde spierbewegingen en het maken van geluiden (tics)

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Wat heeft dit nieuws
met tik tok te maken?

Slide 6 - Carte mentale

Hoe vaak kun je een woord benoemen?
A
Eén keer
B
Twee keer
C
Drie keer
D
Oneindig

Slide 7 - Quiz

Maar dan nu...
woordsoorten!

Slide 8 - Diapositive

De woordsoorten

Deze woordsoorten moet je kennen en kunnen benoemen in een zin:

Bepaald lidwoord (blw), onbepaald lidwoord (olw), zelfstandig naamwoord (zn), zelfstandig naamwoord (zn), bijvoeglijk naamwoord (bn), stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (sbn), persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.), bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.), hulpwerkwoord (hww), zelfstandig werkwoord (zww).


Slide 9 - Diapositive

Lidwoorden

Bepaalde lidwoorden: de/het

Onbepaald lidwoord: een


De is altijd een lidwoord

Het is alleen een lidwoord als het bij een zelfstandig naamwoord hoort

Een is alleen een lidwoord als je het uitspreekt als 'un'

Slide 10 - Diapositive

Het bleef de hele dag regenen.

'Het' is hier wel/geen bepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen

Slide 11 - Quiz

Ik heb een nieuwe auto gekocht

'Een' is hier wel/geen onbepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen

Slide 12 - Quiz

Heb jij een van de medewerkers gezien?

'Een' is hier wel/geen onbepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen

Slide 13 - Quiz

Zelfstandig naamwoord

Mensen, dieren, dingen, planten, gevoelens, etc.


1. Je kunt er de, het of een voor zetten

2. Het heeft vaak een verkleinwoord

3. Het heeft vaak een meervoud

Slide 14 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord eigennaam

Namen van mensen/bedrijven/plaatsen/etc.


Te herkennen aan een hoofdletter


Jan, Lyceum Elst, Arnhem, Nike

Slide 15 - Diapositive

Let op!

Niet alle woorden met een hoofdletter zijn een zelfstandig naamwoord eigennaam


1. Soms krijgt een woord een hoofdletter, omdat het aan het begin van de zin staat.

2. Soms krijgt een bijvoeglijk naamwoord een hoofdletter, omdat het is afgeleid van een plaats: de Amerikaanse auto.

Slide 16 - Diapositive

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?

Ik heb de afwas gedaan en het vuilnis buiten gezet.

Slide 17 - Question ouverte

Welke zelfstandige naamwoorden zie je in deze zin?

Het is mijn doel om vaker te gaan sporten in de sportschool.

Slide 18 - Question ouverte

Bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord


Het mooie eendje zwemt in de gracht.

De eend is mooi (een BN kan dus ook achter het ZN staan)


Slide 19 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord kun je ook weglaten:


Het eendje zwemt in de gracht.

Slide 20 - Diapositive

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan iets gemaakt is en eindigt vaak op -en


De gouden ring

Maar: de plastic tas (zonder -en)

Slide 21 - Diapositive

Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?

De houten bank is oud.

Slide 22 - Question ouverte

Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?

De geleerde professor is naar de lange bijeenkomst geweest.

Slide 23 - Question ouverte

Online les 10-06-2020 
Vervolg woordsoorten

Slide 24 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord

Wijst een persoon aan

Ik, je, jij, hij, zij, hem, haar, etc. 


Slide 25 - Diapositive

Onderwerpsvorm: deze woorden worden in een zin als onderwerp gebruikt.
Voorwerpsvorm: deze woorden worden in een zin als lijdend voorwerp of als meewerkend voorwerp gebruikt.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Bezittelijk voornaamwoord

Geeft aan dat iets in het bezit van iemand is

Staat voor een zelfstandig naamwoord


Dat is mijn idee

Slide 29 - Diapositive

Welke vijf woorden kunnen zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn?

Slide 30 - Question ouverte

Kijk maar

Ik geef jullie jullie boeken terug


Welke 'jullie' is persoonlijk en welke bezittelijk?

Slide 31 - Diapositive

Trucje

Als je twijfelt tussen persoonlijk en bezittelijk, vul je een mannelijk persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord in ter controle:


Ik geef jullie koffie - Ik geef hem koffie = persoonlijk

Wat is jullie leukste idee? - Wat is zijn leukste idee? = bezittelijk

Slide 32 - Diapositive

Is het woord 'jullie' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Ik heb jullie aangemeld bij de sportschool.
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk

Slide 33 - Quiz

Is het woord 'hun' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?


Ik geef hun een cadeautje.
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk

Slide 34 - Quiz

Werkwoorden

Hulpwerkwoord

Zelfstandig werkwoord


Slide 35 - Diapositive

Het stappenplan

Stap 1. Kijk hoeveel werkwoorden er in de zin staan

  • 1 werkwoord? > ZWW 
  • 2+ werkwoorden? > één ZWW, de rest HWW

Stap 2. Zoek het belangrijkste werkwoord (welk werkwoord kun je niet weglaten?)


Slide 36 - Diapositive

Huiswerk vrijdag 12 juni
Zoek op internet (bijvoorbeeld bij juf Melis, zie volgende dia) naar de uitleg over koppelwerkwoorden en probeer in je eigen woorden te benoemen wat koppelwerkwoorden zijn. 

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Lien

Stappenplan

Wel in het rijtje: ZWW of KWW

Stap 4. Gaat het om een handeling of een eigenschap/toestand, DOE je iets of BEN je iets?

Handeling > belangrijkste ww is een ZWW

Eigenschap/toestand > belangrijkste ww is een KWW

Stap 5. Alle overige werkwoorden zijn HWW

Slide 39 - Diapositive