Herhalingsquiz thema 3

Herhalingsquiz thema 3
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsquiz thema 3

Slide 1 - Diapositive

Bacteriën
schimmels
dieren
planten
geen celwand
bladgroen korrels
geen celkern
wel celwand, 
celkern, geen bladgroenkorrels

Slide 2 - Question de remorquage


Een bacterie heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 3 - Quiz

Noem de 3 kenmerken om de vier rijken te ordenen?
A
Bladgroenkorrels, celkern en cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celkern en celwand
C
Blad, stengel en wortel
D
Celkern, celwand en slijmvliescellen

Slide 4 - Quiz

Welke hoort niet thuis bij de 4 rijken?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Mensen
D
Planten

Slide 5 - Quiz


Een nijlpaard is een zoogdier. Welk kenmerk van zoogdieren bezit het nijlpaard niet?
A
longen
B
wervelkolom
C
huid met haren
D
levendbarend

Slide 6 - Quiz

Als jongen van gewervelde dieren niet uit eieren komen maar uit de moeder, noem je deze dieren
A
zogen
B
levendbarend
C
bevalling met eieren zonder schaal
D
die planten zich niet voort

Slide 7 - Quiz



Bekijk de huid van de vleermuis.
Hoe plant de vleermuis
zich voort?
A
levendbarend
B
eieren met een leerachtige schaal
C
eieren zonder schaal
D
eieren met een kalkschaal

Slide 8 - Quiz


Wie legt eieren zonder schaal om zich voort te planten?
A
vissen en reptielen
B
reptielen en amfibieën
C
amfibieën en vissen
D
vissen, amfibieën en reptielen

Slide 9 - Quiz



Pinquïns
A
Huid: veren Ademhaling: longen
B
Voortplanting: ei kalkschaal Ademhaling: door de huid
C
Voortplanting : ei kalkschaal Ademhaling: Kieuwen
D
Huid: veren Ademhaling: Kieuwen

Slide 10 - Quiz



De leguaan heeft droge schubben.
Hoe haalt de leguaan adem?
A
longen
B
kieuwen
C
uitwendige kieuwen, longen en door de huid
D
eerst met kieuwen, daarna door de huid

Slide 11 - Quiz

Welk dier legt eieren en is heeft veren?
A
dolfijn
B
pad
C
vos
D
buizerd

Slide 12 - Quiz

Zogen:
Het voeden van moedermelk aan een jong dier
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 13 - Quiz

Levendbarend: Dieren waarvan de jongen niet uit eieren, maar uit de moeder komen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 14 - Quiz

Een jonge zeehond heeft een witte vacht. Een volwassen dier heeft een bruine of grijze.

Hoe plant de zeehond zich voort?

A
levendbarend
B
eieren met een leerachtige schaal
C
eieren zonder schaal
D
eieren met een kalkschaal

Slide 15 - Quiz

Welk rijk heeft al deze kenmerken:
celkern, celwand, bladgroenkorrels
A
bacterien
B
schimmels
C
dieren
D
planten

Slide 16 - Quiz

Hebben cellen van mensen andere kenmerken dan cellen van dieren?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Welke kenmerken horen bij het rijk van de bacteriën
A
bladgroenkorrel en celwand
B
celwand en celkern
C
meercellig en celkern
D
geen celkern en eencellig

Slide 18 - Quiz

Welke 4 groepen zijn er?

Slide 19 - Question ouverte

Sporenplant
Sporenplant
Zaadplant
Zaadplant
Mos
Varen
Bloem
Gras

Slide 20 - Question de remorquage


Behoort tot de
A
zaadplanten
B
sporenplanten
C
varens
D
schimmels

Slide 21 - Quiz


In de afbeelding
zie je
A
sporendoosjes
B
sporenhoopjes
C
voortplantingscellen van een mos
D
zaden van een zaadplant

Slide 22 - Quiz


Behoort tot de stam van de ......
A
zaadplanten
B
sporenplanten
C
bomen en struiken
D
planten

Slide 23 - Quiz


Een zaadplant heeft een kenmerk dat sporenplanten niet hebben:
A
wortels
B
stengels
C
bladeren
D
bloemen

Slide 24 - Quiz

zaadplanten
sporenplanten
algen
Sleep de afbeeldingen naar de juiste indeling.

Slide 25 - Question de remorquage

Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant

Slide 26 - Question de remorquage

Bacteriën
schimmels
dieren
planten
geen celwand
bladgroen korrels
geen celkern
wel celwand, 
celkern, geen bladgroenkorrels

Slide 27 - Question de remorquage


Een bacterie heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 28 - Quiz


Een cel van een schimmel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 29 - Quiz


Een plantencel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 30 - Quiz


Een dierlijke cel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern -GEEN celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 31 - Quiz

Voortplanting van Bacteriën:
Bacteriën planten zich voort
door te delen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 32 - Quiz

Een bacterie
A
bestaat uit een bacteriekolonie
B
bestaat uit een klein groepje cellen
C
bestaat uit 1 cel
D
is geen cel

Slide 33 - Quiz

Bacteriën hebben
A
wel een celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
B
wel een celwand wel een celkern geen bladgroenkorrels
C
geen celwand geen celkern wel bladgroenkorrels
D
wel een celwand geen celkern geen bladgroenkorrels

Slide 34 - Quiz

Bacteriën
A
zijn nuttig omdat ze een beschermende laag op je huid vormen
B
zijn nuttig voor de natuur, ruimen (resten) van organismen op
C
zijn nuttig omdat ze voor voedselproductie worden gebruikt
D
A, B en C zijn waar

Slide 35 - Quiz

Bij warm weer leg je voedsel in de koelkast
A
omdat het voedsel dan beter smaakt
B
ziekmakende bacteriën kunnen zich dan minder voortplanten
C
het hoeft niet, eigenlijk is dat onzin
D
gezonde bacteriën blijven dan beter aanwezig in het voedsel

Slide 36 - Quiz

Roy zegt: Bacteriën planten
zich voort door deling

Emily zegt dat bacteriën zich voeden met dode resten van organismen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
Roy: waar Emily: niet waar
D
Roy: niet waar Emily: waar

Slide 37 - Quiz

Mayke zegt dat sla kan bederven door bacteriën, het stinkt dan.

Görkem zegt dat bij de bereiding van yoghurt bacteriën worden gebruikt
A
Beide waar
B
Beide nietwaar
C
Mayke: waar Görkem: nietwaar
D
Mayke: nietwaar Görkem: waar

Slide 38 - Quiz

Een bacterie bestaat uit:
A
1 cel
B
2 cellen
C
meer cellen

Slide 39 - Quiz

Een bacterie heeft een celwand?
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quiz

Een bacterie heeft een celkern?
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quiz

Bacteriën
A
planten zich niet voort
B
vermeerderen zich door te delen
C
planten zich voort met zaadjes

Slide 42 - Quiz

Bacteriën zijn nuttig als reducenten in de natuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 43 - Quiz

Bacteriën kunnen voedsel doen bederven.
A
juist
B
onjuist

Slide 44 - Quiz

Bacteriën kunnen oorontsteking veroorzaken.
A
juist
B
onjuist

Slide 45 - Quiz

Een bacteriële infectieziekte kan worden bestreden met antibiotica.
A
onjuist
B
juist

Slide 46 - Quiz

Bij de productie van zuurkool worden bacteriën gebruikt.
A
juist
B
onjuist

Slide 47 - Quiz

Noem de 3 kenmerken om de vier rijken te ordenen?
A
Bladgroenkorrels, celkern en cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celkern en celwand
C
Blad, stengel en wortel
D
Celkern, celwand en slijmvliescellen

Slide 48 - Quiz

Hoeveel bacteriën heb je na een uur delen als de bacterie zich om de 30 minuten deelt?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 49 - Quiz

Welke hoort niet thuis bij de 4 rijken?
A
Bacterien
B
Dieren
C
Mensen
D
Planten

Slide 50 - Quiz

Wat zijn twee gunstige omstandigheden voor bacterien?
A
Koude temperatuur en vocht
B
Droog en voedsel
C
Warmte en droog
D
Warmte en vocht

Slide 51 - Quiz