Wonen en huishouden hoofdstuk 2 ( Keuze klas 3)

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Waar staan de letters CIZ voor?

Slide 2 - Question ouverte

Een indicatie geeft als het ware toegang tot de zorg.
Een indicatie is :

A
hoelang heb je recht op zorg? en welke rechten?
B
welk ziekenhuis ik ga en welke zorgvorm
C
een beoordeling of een cliënt hulp nodig heeft, en welke hulp dit moet zijn
D
of de tandarts verzekerd is

Slide 3 - Quiz

Een cliënt krijgt hulp bij het schoonmaken, wassen en boodschappen doen. De omvang van de hulp wordt afgestemd op:

Slide 4 - Question ouverte

Wat hoort bij zelfredzaamheid?
Ja
NEE
jezelf douchen
de hond uitlaten

tanden poetsen
nagels knippen/vijlen
huis opknappen

Slide 5 - Question de remorquage

Noem 2 voorbeelden van licht huishoudelijk werk

Slide 6 - Question ouverte

Zelfredzaamheid is niet van invloed op het gevoel van eigenwaarde.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Hoe kun je laten merken dat je na een gesprek met iemand, hem/haar hebt begrepen.

Slide 8 - Carte mentale

Wat is de LSD methode in een voeren van een gesprek?

Slide 9 - Question ouverte

Periodieke schoonmaak is
A
iets dagelijks reinigen
B
onregelmatig iets reinigen
C
met vaste regelmaat iets reinigen
D
nooit iets reinigen

Slide 10 - Quiz

Wat hoort bij de
periodieke schoonmaak?
A
stofzuigen
B
koelkast schoonmaken

Slide 11 - Quiz

Als je 1 x per maand de ramen lapt heet dit
A
periodieke schoonmaak
B
regelmatig schoonmaken
C
huishoudelijk schoon
D
ruwschoon

Slide 12 - Quiz

Aangekleefd vuil
Droog vuil
Onzichtbaar vuil

Slide 13 - Question de remorquage

timer
1:00
Droog vuil
Licht gehecht vuil
Sterk gehecht vuil

Slide 14 - Question de remorquage

Microvezeldoekje mag je niet uitwringen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Dus... ergonomie is?

Slide 17 - Question ouverte


Wat is een werkplanning en waarom werk je met een werkplanning?
A
Is een kaart met alle lonen. Zo krijgen medewerkers meer loon
B
Is een taakkaart. Zo zullen medewerkers harder werken
C
Is een overzicht. Zo weten medewerkers welke werkzaamheden zij moeten verrichten.
D
Is een rooster. Zo weten de medewerkers wanneer ze moeten werken

Slide 18 - Quiz

De fases van een werkplanning zijn.
A
zorgplan nakijken, luisteren naar de cliënt
B
luisteren, doornemen, uitvoeren
C
voorbereiden, uitvoeren, evaluatie
D
observeren, registeren en gegevens verzamelen

Slide 19 - Quiz

Bij het maken van een werkplanning:
A
stel je prioriteiten
B
houd je rekening met hoeveel tijd je nodig hebt
C
houd je rekening met dagelijkse werkzaamheden
D
A, B en C zijn juist

Slide 20 - Quiz